ECLI:NL:RBROT:2022:6065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
C/10/640792 / KG ZA 22-571
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over contactverbod en gebruik van de echtelijke woning in een echtscheidingsprocedure met minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 8 juli 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderde eiseres, [persoon A], in kort geding een contactverbod tegen gedaagde, [persoon B], en een verbod om intieme beelden van haar openbaar te maken. Partijen zijn met elkaar gehuwd en hebben samen drie minderjarige kinderen. Eiseres woont met de kinderen in de echtelijke woning, terwijl gedaagde zich daar niet meer bevindt. Eiseres heeft een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt en verzoekt om eenhoofdig gezag over de kinderen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor eiseres, gezien de bedreigende uitingen van gedaagde tijdens een telefoongesprek op 4 juli 2022. De voorzieningenrechter heeft echter geen algeheel contactverbod opgelegd, omdat partijen contact moeten hebben over de zorg voor de kinderen. Wel is gedaagde verboden om intieme beelden van eiseres te verspreiden, met een dwangsom van € 5.000 per overtreding, tot een maximum van € 100.000. Daarnaast is bepaald dat eiseres bij uitsluiting van gedaagde gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning tot er in de voorlopige voorzieningenprocedure een beslissing is genomen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/640792 / KG ZA 22-571
Vonnis in kort geding van 8 juli 2022
in de zaak van
[persoon A],
wonende in [woonplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
[persoon B],
wonende in [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk.
Partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juli 2022, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 5;
  • de mondelinge behandeling van 5 juli 2022;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van [persoon A] ;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van [persoon B] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[persoon A] en [persoon B] zijn met elkaar gehuwd. [persoon A] heeft de Israëlische nationaliteit en [persoon B] heeft de Nederlandse nationaliteit. Partijen hebben samen drie minderjarige kinderen.
2.2.
Partijen zijn feitelijk uit elkaar. [persoon A] woont met de drie kinderen in de gehuurde echtelijke woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Ridderkerk (hierna: de echtelijke woning) en [persoon A] heeft een echtscheidingsprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Rotterdam. In de echtscheidingsprocedure verzoekt [persoon A] om eenhoofdig gezag over de drie kinderen.
2.3.
Bij e-mail van 12 mei 2022 heeft de advocaat van [persoon A] - voor zover van belang - het volgende aan de advocaat van [persoon B] bericht:

(…) Van cliënte heb ik begrepen, dat uw cliënt zich telkens de toegang verschaft tot de woning waarin cliënte en de kinderen verblijven en dan ook zeer waardevolle goederen meeneemt, die overigens cadeau zijn gedaan aan cliënte (horloge, koptelefoon, stofzuiger, airco, de trouwring en de verlovingsring van cliënte).
De afspraak was dat uw cliënt de woning niet zou betreden, helemaal omdat uw cliënt al beschikt over een vervangende woonruimte. Uw cliënt heeft ook een paar sleutels aan cliënte gegeven (meer kennelijk nog een kopie gehouden). Cliënt voelt zich onveilig door de gedragingen van uw cliënt en het is bovendien een inbreuk op haar privacy.
Nu uw cliënt dus telkenmale de woning betreedt, acht cliënte het noodzakelijk dat de sloten worden veranderd. De verhuurder stemt daar echter niet mee in, zolang uw cliënt daar zijn toestemming niet voor verleent.
Cliënte ontvangt dan ook per ommegaand, maar uiterlijk 18 mei a.s., de bevestiging dat uw cliënt zich niet meer in de woning zal begeven en de bovengenoemde goederen zal retourneren. Ook ontvangt cliënte dus de bevestiging van uw cliënt dat zij de sloten van de woning mag veranderen. (…)”.
2.4.
In reactie hierop heeft de advocaat van [persoon B] aan de advocaat van [persoon A] bericht dat [persoon B] zich niet kan vinden in de geschetste situatie.
2.5.
Bij e-mail van 8 juni 2022 heeft de advocaat van [persoon A] - voor zover van belang - het volgende aan de advocaat van [persoon B] bericht:

(…) Uw cliënt is weer in de woning geweest en heeft daar goederen meegenomen. De buren hebben uw cliënt ook de woning in zien gaan en zien vertrekken. Cliënte heeft uw cliënt daar al mee geconfronteerd, maar uw cliënt blijft ontkennen.
Ik moge u andermaal erop wijzen dat dit de relatie tussen partijen niet ten goede komt (het vertrouwen van cliënte in uw cliënt is inmiddels helemaal weg), maar bovendien dat dit een inbreuk maakt op de privacy van cliënte.
Ik ga ervan uit, dat u uw cliënt erop zal wijzen dat hij niet zomaar de woning kan betreden en daar goederen kan meenemen. Indien uw cliënt nogmaals de woning zal betreden, zal cliënte passende rechtsmaatregelen moeten treffen. (…)”.
2.6.
Bij e-mail van 1 juli 2022 heeft de advocaat van [persoon A] - voor zover van belang - het volgende aan de advocaat van [persoon B] bericht:

(…) Bijgaand voeg ik een conceptdagvaarding, waarin cliënte een contactverbod vordert. Cliënte wil niet onnodig een procedure starten, maar vreest dat dit wel noodzakelijk is.
Zij hoopt echter dat uw cliënte de navolgende toezeggingen doet, zodat een kort geding niet noodzakelijk is:
1.
Uw cliënt zegt toe dat hij niet meer de woning betreedt. Niet als cliënte er wel is, maar ook niet als cliënte er niet is. Uw cliënt neemt ook niet meer de goederen mee die zich in de woning bevinden mee.
2.
Uw cliënt onthoudt zich van het te pas en onpas in de gaten houden van cliënte. Dat betekent dat hij niet haar in de gaten houdt op sociaal media (maar ook niet op enige andere manier) en niet meer te pas en te onpas cliënte opzoekt.
3.
Uw cliënt benadert cliënte alleen voor spoedeisende aangelegenheden aangaande de kinderen via Whatsapp of de telefoon. De overige aangelegenheden worden via de mail voorgelegd, waarbij cliënte ook een redelijke termijn krijgt om daarop te reageren. Concreet betekent dit dat uw cliënt haar niet meer bestookt met berichten.
4.
Uw cliënt onthoudt zich van negatieve uitlatingen over cliënte. Hij doet dat niet meer via Whatsapp of andere communicatiemiddelen, maar ook niet meer in persoon. In bijzijn van de kinderen scheldt uw cliënt cliënte niet meer uit en worden de kinderen niet meer belast met de echtscheiding tussen partijen.
Cliënte ontvangt graag voor maandag 12:00 uur deze toezeggingen, bij gebreke waarvan ik graag uw verhinderdata ontvang, zodat er een datum voor het kort geding kan worden aangevraagd. (…)”.
2.7.
In reactie hierop heeft de advocaat van [persoon B] aan de advocaat van [persoon A] bericht dat zij op 4 juli 2022 een afspraak met [persoon B] heeft en dat zij verwacht op 5 juli 2022 op de e-mail van de advocaat van [persoon A] verwacht te kunnen reageren.
2.8.
Op 4 juli 2022 heeft [persoon B] tijdens een telefoongesprek met [persoon A] de volgende uitingen (of uitingen van gelijke strekking) gedaan:
  • “I am going to come out with all the guns”;
  • “If you don’t change your mind before 10 o’clock everything will be out, and I mean everything. Also the things you don’t like”;
  • “You think it wasn’t nice until now, than welcome to hell. I will get you back for this so hard”;
  • “So you can tell me now what you will do or you can check your stuff online in one half an hour. I have a nice surprise for you”;
  • “I know you are recording me, but you know what I mean”;
  • “Think about it. You can put your head down, but the consequences will be for you”; en
  • “Good luck down in the shithole. I won’t help you out”.
2.9.
[persoon A] heeft in de al aanhangige echtscheidingsprocedure om een aantal voorlopige voorzieningen verzocht, waaronder het voortgezet gebruik van de echtelijke woning met uitsluiting van [persoon B] . Dit verzoek wordt op 8 augustus 2022 tijdens een mondelinge behandeling behandeld.

3..Het geschil

3.1.
[persoon A] vordert in conventie om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [persoon B] te verbieden voor de duur van twaalf maanden om na betekening van dit vonnis direct of indirect contact te zoeken met [persoon A] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere keer dat [persoon B] zich niet aan het verbod houdt, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt, en [persoon A] te machtigen om zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen;
II. [persoon B] te verbieden enige video, waarop [persoon A] is te zien, althans een video waarop intieme handelingen door [persoon A] worden verricht op het internet te plaatsen of op enige andere wijze te verspreiden en/of aan derden te laten zien, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere keer dat [persoon B] dit verbod geheel of ten dele overtreedt;
III. te bepalen dat [persoon A] bij uitsluiting van [persoon B] gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning tot daarover in de voorlopige voorzieningenprocedure is beslist;
kosten rechtens.
3.2.
[persoon B] voert verweer, dat strekt tot afwijzing van de vorderingen van [persoon A] .
3.3.
[persoon B] vordert in reconventie om bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [persoon A] te verbieden tegenover derden negatieve uitlatingen over [persoon B] te doen, hem tegenover derden te beschuldigen en valse aangiften te doen bij de politie dan wel andere instanties, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding, met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat [persoon A] in gebreke blijft met betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.4.
[persoon A] voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen van [persoon B] .
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover dat voor de beoordeling van belang is - ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie

4.1.
Het spoedeisend belang van [persoon A] bij haar vorderingen vloeit voort uit de aard van die vorderingen en uit de omstandigheid dat [persoon B] tijdens een telefoongesprek op 4 juli 2022 (be)dreigende uitingen richting [persoon A] heeft gedaan (zie 2.8.).
4.2.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan [persoon B] een algeheel contactverbod voor de duur van twaalf maanden op te leggen, zoals door [persoon A] onder I. is gevorderd. Partijen hebben samen immers drie minderjarige kinderen die zij ieder gedurende een deel van de week verzorgen en het is derhalve noodzakelijk dat partijen contact hebben over de zorg voor en de opvoeding van die kinderen. Daarnaast zitten partijen midden in een echtscheidingsprocedure en in dat verband zal het waarschijnlijk noodzakelijk zijn om (indirect) contact te onderhouden. De voorzieningenrechter ziet op dit moment evenmin aanleiding om aan [persoon B] een minder ver strekkend contactverbod op te leggen. Dit zou namelijk betekenen dat een contactverbod met allerlei uitzonderingen zou moeten worden geformuleerd en dat leidt naar alle waarschijnlijkheid tot onduidelijkheden en/of executiegeschillen. Dat maakt een dergelijk contactverbod in de praktijk lastig tot niet uitvoerbaar en de voorzieningenrechter wil - mede in het belang van de minderjarige kinderen - voorkomen dat partijen (nog meer) nieuwe procedures tegen elkaar aanhangig maken.
4.3.
De voorzieningenrechter hecht er evenwel aan op te merken dat het de verstandhouding tussen partijen niet ten goede komt dat [persoon B] [persoon A] soms bestookt met WhatsApp-berichten, waarin hij [persoon A] allerlei verwijten maakt. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat [persoon B] soms sneller een reactie van [persoon A] op een vraag of verzoek van hem wenst, maar het gaat ook dan niet aan om [persoon A] een stortvloed aan berichten te sturen en daarin (veelal) een verwijtende toon aan te slaan, ook niet op de momenten dat [persoon B] boos of gefrustreerd is en/of als hij vreest dat [persoon A] misschien plannen heeft om in de toekomst met hun kinderen naar Israël te emigreren. Het is evident dat partijen contact moeten hebben over de zorg voor en de opvoeding van hun kinderen en in dat verband mag van beide partijen worden verwacht dat zij zich ten volste voor het belang van hun kinderen zullen inspannen. Partijen zullen in het belang van hun kinderen gezamenlijk tot een werkbare modus moeten komen, bijvoorbeeld door voortaan via een ‘ouderapp’ te communiceren, zoals [persoon B] tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgesteld. De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat beide partijen hier serieus werk van zullen maken, temeer nu ter zitting is gebleken dat partijen elkaar over en weer als een goede ouder voor hun kinderen beschouwen.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [persoon B] erkend dat hij in het bezit is geweest van een intieme video waarop [persoon A] is te zien. [persoon B] heeft weliswaar aangevoerd dat hij die video of video’s inmiddels heeft verwijderd, maar dat valt niet te controleren. Daarnaast heeft [persoon B] erkend dat hij op dit moment in ieder geval nog in het bezit is van één of meerdere video’s van andere aard waar [persoon A] op te zien is. Nu [persoon B] geen enkel in rechte te respecteren belang heeft bij het verspreiden van deze video’s en [persoon A] er evident wél groot belang bij heeft dat deze video’s niet worden verspreid, zal de voorzieningenrechter [persoon B] verbieden om enige (intieme) video waarop [persoon A] is te zien op internet te plaatsen, op enige andere wijze te verspreiden en/of aan derden te laten zien, zoals door [persoon A] onder II. is gevorderd. De strekking van dit met een dwangsom te versterken verbod is te bewerkstelligen dat [persoon B] er niet toe overgaat intieme beelden van [persoon A] openbaar te maken of aan derden te tonen.
4.5.
Aan dit verbod wordt - zoals gevorderd - een dwangsom gekoppeld van € 5.000,00 per keer dat [persoon B] het verbod geheel of gedeeltelijk overtreedt. De dwangsom wordt gemaximeerd op een bedrag van € 100.000,00.
4.6.
Het is in het belang van de minderjarige kinderen van partijen dat zij opgroeien in een rustige en veilige thuisomgeving. Gelet op de stukken die door partijen zijn overgelegd en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door partijen is verklaard, vormt de omstandigheid dat [persoon B] zich op dit moment gerechtigd zou kunnen voelen om de echtelijke woning te betreden een mogelijke bedreiging voor die rustige en veilige thuisomgeving. [persoon B] beschikt over eigen woonruimte en hij heeft in zijn conclusie van antwoord én tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij het geen probleem vindt om het gebruik van de echtelijke woning aan [persoon A] te laten. Dit alles overwegende en met name het belang van de minderjarige kinderen van partijen (en [persoon A] ) in acht nemende, zal de voorzieningenrechter bepalen dat [persoon A] bij uitsluiting van [persoon B] gerechtigd is om de echtelijke woning te gebruiken, totdat daarover in de voorlopige voorzieningenprocedure (waarin op 8 augustus 2022 een mondelinge behandeling zal plaatsvinden) is beslist, zoals door [persoon A] onder III. is gevorderd.
4.7.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.8.
[persoon B] heeft geen belang bij het vorderen van een verbod voor [persoon A] om valse aangiften te doen. Het doen van een valse aangifte is immers al strafbaar gesteld (artikel 188 van het Wetboek van Strafrecht). Het op straffe van een dwangsom aan iemand verbieden om aangifte te doen is bovendien in beginsel onwenselijk. Dat zou immers vanwege de dwangsomdreiging een onwenselijke prikkel aan iemand kunnen opleggen om (ook) een gerechtvaardigde aangifte niet te doen. Dit gedeelte van zijn vordering is derhalve niet toewijsbaar.
4.9.
[persoon B] heeft verder weliswaar gesteld dat hij al sinds partijen uit elkaar zijn wordt geconfronteerd met valse beschuldigingen van [persoon A] aan zijn adres en negatieve uitlatingen door [persoon A] over hem, maar die door [persoon A] betwiste stellingen zijn niet van een deugdelijke onderbouwing voorzien. Dit maakt dat de voorzieningenrechter ook voor het overige gaan aanleiding ziet om de door [persoon B] gevorderde voorzieningen toe te wijzen.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
verbiedt [persoon B] om enige (intieme) video waarop [persoon A] is te zien op het internet te plaatsen of op enige andere wijze te verspreiden en/of aan derden te laten zien;
5.2.
veroordeelt [persoon B] om aan [persoon A] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat hij - geheel of gedeeltelijk - niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt;
5.3.
bepaalt dat [persoon A] bij uitsluiting van [persoon B] gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning tot daarover in de voorlopige voorzieningenprocedure is beslist;
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af;
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Het is door mr. N. Doorduijn ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2022.
3349 / 1729