ECLI:NL:RBROT:2022:6146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
C/10/634846 / JE RK 22-564
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing en herbenoeming bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2022 een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2005. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 17 september 2022, na een mondelinge behandeling waarbij de betrokken partijen aanwezig waren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de verlenging van de uithuisplaatsing, omdat [voornaam minderjarige] momenteel een positieve ontwikkeling doormaakt in een open groep van Pluryn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing te verlengen in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige].

De kinderrechter heeft ook de bijzondere curator, mr. G.J. Schipper-de Bruijn, herbenoemd voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 17 maart 2023. De bijzondere curator heeft de wens van [voornaam minderjarige] om bij de moeder te wonen ondersteund, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige] nog te pril is om direct bij de moeder te kunnen wonen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om zorgvuldig toe te werken naar een plaatsing bij de moeder, om te voorkomen dat het misgaat.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 15 juli 2022. De betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun recht om hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/634846 / JE RK 22-564
Datum uitspraak: 6 juli 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek, waarneemster van mr. A.C.M. van Lieshout, kantoor houdende te Capelle aan den IJssel,

mr. G.J. SCHIPPER-DE BRUIJN,

hierna te noemen: de bijzondere curator, kantoor houdende te Spijkenisse,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam partner vader] ,

hierna te noemen: de partner van de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 17 maart 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 24 juni 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum;
- het e-mail bericht van de bijzondere curator van 28 juni 2022.
Op 6 juli 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord, in het bijzijn van de
bijzondere curator;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder;
- de bijzondere curator;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 2] en [naam vertegenwoordigster 3] .
Opgeroepen en niet verschenen is de partner van de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam minderjarige] verblijft op een open groep van Pluryn.
Bij beschikking van 17 maart 2022 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 17 maart 2023.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 1 augustus 2022. De beslissing is voor het overige verzochte aangehouden.
Bij deze beschikking is tevens de bijzondere curator benoemd tot 6 juli 2022.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft (oorspronkelijk) een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Nu resteert de periode tot 17 september 2022.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. [voornaam minderjarige] maakt momenteel een positieve ontwikkeling door. Iedereen is het erover eens dat de komende periode deze positieve lijn moet worden voortgezet.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund. [voornaam minderjarige] maakt op de huidige groep positieve stappen. Aanstaande maandag zal [voornaam minderjarige] met behandeling starten. Op de andere dagen is [voornaam minderjarige] aan het werk. Het is lastig dat [voornaam minderjarige] nog steeds elke dag blowt en daarin niet geremd kan worden. Positief is dat zij nu wel inziet dat zij moet stoppen om de behandeling te kunnen volgen. Als [voornaam minderjarige] de komende periode de positieve lijn voortzet, zal gekeken worden of [voornaam minderjarige] vanaf het nieuwe schooljaar steeds vaker bij de moeder kan verblijven. Er zal vanuit de thuissituatie systeemtherapie worden ingezet.
De bijzondere curator heeft ter zitting haar standpunt toegelicht. De wens van [voornaam minderjarige] is om bij de moeder te gaan wonen. Het is fijn dat zij nu al ieder weekend daar is. Beide ouders hebben aangegeven dat zij in het verleden dingen niet goed hebben gedaan. Zij willen nu het beste voor [voornaam minderjarige] . Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] behandeling krijgt. [voornaam minderjarige] staat daar nu ook voor open. Als het goed blijft gaan op de groep, mag [voornaam minderjarige] terug naar huis en naar school. Dit werkt voor [voornaam minderjarige] als stok achter de deur. Verzocht wordt om het verzoek toe te wijzen en [voornaam minderjarige] de mogelijkheden te geven om het nieuwe schooljaar te starten met een opleiding en haar ambulante behandeling te laten volgen vanuit de thuissituatie bij de moeder. Daarnaast gaat de bijzondere curator akkoord met een herbenoeming voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De vader is het eens met het verzoek. De vader gunt [voornaam minderjarige] een goede ontwikkeling en eerlijke toekomst. Ook gunt de vader [voornaam minderjarige] om na heel lange tijd weer bij de moeder te gaan wonen.
De moeder is het eens met het verzoek. De moeder wil ook dat [voornaam minderjarige] bij haar thuis komt wonen, maar [voornaam minderjarige] moet wel stabiel zijn. De moeder vindt wel dat de communicatie vanuit de groep niet goed is. Er is bijvoorbeeld niet duidelijk aan [voornaam minderjarige] verteld dat zij niet mag blowen tijdens de behandeling.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[voornaam minderjarige] verblijft sinds 20 april 2022 op een open groep van Pluryn. Zij maakt daar een prille positieve ontwikkeling door. [voornaam minderjarige] is minder snel boos en leert mensen te vertrouwen. Ook heeft zij een bijbaantje en gaat ze elk weekend bij de moeder logeren, wat goed gaat. De behandeling is echter nog niet gestart vanwege de THC-verslaving van [voornaam minderjarige] . Hoewel het voor [voornaam minderjarige] onduidelijk was dat stoppen met blowen een voorwaarde voor de behandeling was, is zij nu wel bereid om te stoppen met blowen. De wens van [voornaam minderjarige] is om bij de moeder te wonen en vanuit de thuissituatie met een opleiding te starten en ambulante behandeling te volgen. De positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige] is op dit moment nog te pril, waardoor een plaatsing bij de moeder op dit moment nog niet mogelijk is. Het is van belang dat er zorgvuldig wordt toegewerkt naar een plaatsing bij de moeder om te voorkomen dat het misgaat thuis. De komende periode is het belangrijk dat [voornaam minderjarige] de behandeling gaat volgen, haar positieve ontwikkeling op de groep voortzet en stap voor stap vaker naar de moeder toegaat. Het zou heel fijn zijn als [voornaam minderjarige] het nieuwe schooljaar kan starten met een opleiding. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de resterende duur tot 17 september 2022.
Daarnaast acht de kinderrechter het voortzetten van de betrokkenheid van de bijzondere curator nog noodzakelijk. Het is van belang dat er iemand in en buiten rechte is die [voornaam minderjarige] kan vertegenwoordigen en al het nodige kan doen wat in het belang van [voornaam minderjarige] is. De kinderrechter bedankt de bijzondere curator voor wat zij tot op heden heeft gedaan en zal haar op grond van artikel 1:250 BW herbenoemen tot bijzondere curator van [voornaam minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 17 september 2022;
herbenoemt mr. G.J. Schipper-de Bruijn tot bijzondere curator om de minderjarige te vertegenwoordigen;
bepaalt dat de benoeming tot bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten 17 maart 2023;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2022 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 15 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.