ECLI:NL:RBROT:2022:618

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
C/10/630393 / JE RK 21-3281, C/10/630392 / JE RK 21-3280, C/10/630394 / JE RK 21-3282 en C/10/619657 / JE RK 21-1513
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de moeder en benoeming van de grootmoeder als voogdes over de kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2022 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De moeder, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is, heeft een instabiele opvoedsituatie gecreëerd voor de kinderen, die sinds 2019 bij hun grootmoeder (oma mz) wonen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de grootmoeder tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De kinderen maken een positieve ontwikkeling door bij hun grootmoeder, die hen veiligheid en stabiliteit biedt. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, terwijl de grootmoeder als voogdes is benoemd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling van de kinderen blijft van kracht tot 30 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/630393 / JE RK 21-3281, C/10/630392 / JE RK 21-3280,
C/10/630394 / JE RK 21-3282 en C/10/619657 / JE RK 21-1513
Datum uitspraak: 21 januari 2022

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen: [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2007 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen: [naam kind 2] ,

[naam kind 3] ,

geboren op [geboortedatum kind 3] 2010 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen: [naam kind 3] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

[naam oma] ,

hierna te noemen: de oma moederszijde (mz), wonende te [woonplaats oma] .
De rechtbank merkt ten aanzien van [naam kind 2] als informant aan:

[naam vader kind 2] ,

hierna te noemen: de vader van [naam kind 2] , wonende te [woonplaats vader kind 2].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 december 2021, ingekomen bij de griffie op 15 december 2021;
- de beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2021 en de daarin genoemde stukken;
- de briefrapportage van de GI van 8 december 2021, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 21 januari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de rechtbank de zaken met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , die voorafgaand aan de zitting samen zijn gehoord;
- de moeder;
- de oma mz;
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1] ;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2] .
De vader van [naam kind 2] , die in [naam land] verblijft, is per e-mail op de hoogte gebracht van de zitting, maar heeft hierop geen antwoord gegeven.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 30 juli 2019 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 30 januari 2022.
Sinds 17 april 2020 zijn [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Sindsdien verblijven de kinderen bij de oma mz.
De maatregelen duren nog steeds voort.
Bij beschikking van 15 juli 2021 heeft de kinderrechter het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing pro forma aangehouden.
De GI heeft zich op 4 juni 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
De oma mz heeft zich bij brief van 1 december 2021 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

De (aangehouden) verzoeken

De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de grootmoeder mz tot voogdes over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] te benoemen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg voor de duur van twaalf maanden. Nu resteert de periode tot 30 juli 2022.
De GI heeft mondeling ter zitting het aangehouden verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing ingetrokken.

De standpunten

De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De situatie van de moeder is niet stabiel. Zij heeft lange tijd op Curaçao verbleven en is sinds juli 2021 weer terug in Nederland. De moeder heeft hier nog geen eigen woning en geen inkomen. Hierdoor kan niet worden toegewerkt naar een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. De kinderen verblijven al lange tijd bij oma mz. Een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn niet meer de passende maatregelen. De kinderen hebben duidelijkheid over hun perspectief nodig. Zij ontwikkelen zich positief bij oma mz. Oma mz verleent haar medewerking aan de hulpverlening van Pleegzorg en MPG+. Ook neemt zij haar verantwoordelijkheid voor de kinderen en kan zij de moeder begrenzen. Pleegzorg zal betrokken blijven in het vrijwillig kader. Hoewel de GI, Pleegzorg en MPG+ van mening zijn dat de voogdij het beste bij de jeugdbeschermer kan worden belegd, is de Raad van mening dat het meer recht doet aan de huidige situatie als oma mz de voogdij krijgt over de kinderen.
De GI heeft zich ter zitting deels aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het gaat goed met de kinderen bij oma mz. De moeder doet haar best om zelf de zorg weer op zich te nemen, maar het is in het belang van de kinderen dat zij bij oma mz blijven wonen. Er is hulpverlening betrokken. De GI verschilt met de Raad van mening over dat zij nog liever zien dat de jeugdbeschermer de voogdij krijgt, zodat er regie blijft over het hele gezin en af en toe kan worden bijgestuurd. De GI denkt niet dat oma mz het niet kan, maar de GI wil niet het risico lopen dat gelet op de geschiedenis het gezin in het vrijwillig kader in oude patronen zal terugvallen. De GI wil eerst zien dat de situatie stabieler wordt.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij een gezagsbeëindiging verdrietig vindt, maar het wel begrijpt. Zij wil liever dat oma mz de voogdij krijgt in plaats van de jeugdbeschermer. Oma mz heeft altijd goed voor de kinderen gezorgd. Het is voor de moeder lastig om een eigen huis en inkomen te vinden. De moeder ziet de kinderen in het weekend.
De oma mz heeft ter zitting aangegeven dat het goed gaat met de kinderen. Het contact met de moeder is goed. De moeder zal altijd de moeder van de kinderen blijven. De oma mz heeft veel baat bij de hulpverlening van Enver en Pleegzorg. Zij heeft altijd samengewerkt met de GI. Als oma vragen heeft of hulp nodig heeft, kan zij dit met de familie oplossen.

De mening van de kinderen

De kinderen hebben aan de kinderrechter verteld dat zij het naar hun zin hebben bij oma. De kinderen zien de moeder wekelijks. [naam kind 1] vindt school op dit moment niet meer zo leuk. Zij zou graag wat meer vrijheid krijgen om met vrienden af te spreken. [naam kind 2] zou het liefst bij de moeder willen wonen. [naam kind 3] gaat veel met haar nichtjes om. De kinderen hebben goed contact met [naam 3] van Enver.

De beoordeling

Ten aanzien van het aangehouden verzoek van de GI (C/10/619657):
Nu de GI het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] intrekt, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. De kinderrechter wijst het verzoek daarom af.
Ten aanzien van de verzoeken van de Raad (C/10/630393, C/10/630392 en C/10/630394):
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] zijn opgegroeid in een instabiele opvoedsituatie en veel wisselingen in verblijfplaats hebben gekend. De moeder heeft een belast en mogelijk onverwerkt verleden en een instabiel leven. Het is haar meerdere keren niet gelukt om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. Vanwege fysieke en sociaal-emotionele onveiligheid in de thuissituatie is [naam kind 1] in 2018 en zijn [naam kind 2] en [naam kind 3] in 2019 bij oma mz gaan wonen. De moeder is medio 2019 voor onbepaalde tijd vertrokken naar Curaçao. Zij had het voornemen om de kinderen later naar haar toe te laten komen, maar de Voogdijraad op Curaçao heeft hierover negatief geadviseerd. Sinds juli 2021 is de moeder weer terug in Nederland. Zij heeft momenteel geen zelfstandige woonruimte en een vast inkomen. Bij de moeder is geen sprake van onwil, maar het lukt haar niet om haar leven op de rit te krijgen.
De kinderen verblijven al geruime tijd bij oma mz en maken daar een positieve ontwikkeling door. Oma mz sluit aan bij de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en biedt hun veiligheid, rust en stabiliteit. De kans is klein dat de situatie van de moeder op korte termijn zal verbeteren. Het is voor de kinderen van belang dat er rust en duidelijkheid komt over hun toekomstperspectief. Hoewel de moeder erg betrokken is bij de kinderen en wekelijks contact heeft, is het in het belang van de kinderen om bij oma mz te blijven wonen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen is niet meer passend. De rechtbank zal daarom het gezag van de moeder over de kinderen beëindigen. De moeder zal wel altijd de moeder van de kinderen blijven en betrokken blijven in het leven van de kinderen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan de GI is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om de oma mz te belasten met de voogdij. De rechtbank begrijpt de zorgen die de GI heeft, maar stelt vast dat de oma mz al lange tijd goed voor de kinderen zorgt en duidelijke grenzen aan de moeder geeft. In het verleden is gebleken dat de oma mz bereid is beslissingen te nemen in het belang van de kinderen, ook al is dit tegen de wil of het belang van de moeder in. De rechtbank acht het daarom van belang dat de voogdij belegd wordt binnen de familie. De oma mz heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. Ook de moeder heeft liever dat oma mz de voogdij krijgt in plaats van de jeugdbeschermer. De rechtbank is daarom van oordeel dat de oma mz moet worden belast met de voogdij. Het is fijn dat Pleegzorg ook in het vrijwillig kader betrokken blijft. De rechtbank geeft de oma mz mee dat als er zich problemen met de kinderen voordoen of als er anderszins behoefte is aan hulp, het belangrijk is dat zij naast het benaderen van familie ook open staat voor de mogelijkheden van de daarvoor beschikbare hulpverlening en die benut.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276 lid 1 BW wordt de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de moeder tot aan haar gezagsbeëindiging het bewind voerde over het vermogen van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] .
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat een wijziging in de gezagsvoorziening als de onderhavige, waarbij een natuurlijk persoon met de voogdij wordt belast, niet van rechtswege verandering brengt in de reeds uitgesproken ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling zal daarom doorlopen tot 30 januari 2022.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op
[geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] , over [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] ;
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarigen, de oma mz, [naam oma] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de GI af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2022 door mr. J.C.M. Persoon, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing i schriftelijk vastgesteld op 31 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.