4.2.1.Standpunt verdediging
Bepleit is dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De verdachte had zijn eigen gebruikersnaam [inlognaam] en hij was geautoriseerd om de tot zijn beschikking staande systemen te raadplegen met betrekking tot de containers [containernummer 1] en [containernummer 2] . Hij heeft daarbij geen valse sleutel gebruikt.
De verdachte heeft ontkend dat hij de genoemde [naam] kent; het tegendeel is niet bewezen. Hij heeft op zitting verklaard dat hij zich na de verhoren bij de politie heeft herinnerd dat hij een telefoontje van een collega kreeg die hem wegens computerproblemen vroeg om de informatie met betrekking tot de twee containers [containernummer 1] en [containernummer 2] op te zoeken, aan welk verzoek de verdachte heeft voldaan. Hij heeft toentertijd aan de hand van de naam en het telefoonnummer van die persoon gecontroleerd of hij inderdaad een collega sprak, wat zo bleek te zijn. Het opzoeken van informatie voor een collega levert geen schending van het ambtsgeheim op. Dat die informatie vervolgens in de chatgroep terecht is gekomen, kan de verdachte niet worden verweten, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij die informatie met anderen dan zijn collega heeft gedeeld.
Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte de SKY-ID met gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] heeft gebruikt, zodat de verwijten met betrekking tot de overige vier containers ook niet kunnen worden bewezen.
Voorwaardelijk verzoek
Indien en voor zover de rechtbank zou oordelen dat op basis van het onderzoek vastgesteld kan worden dat de verdachte SKY-ID [ID-nummer 1] met de username ' [gebruikersnaam 1] ' in gebruik had, heeft de verdediging verzocht om de brondocumenten, de overzichten van de paallocaties van het IMEI-nummer [nummer] , aan het dossier toe te voegen.
4.2.2.Beoordeling
Inleiding
Op 22 juli 2021 werd aan het Combi Team Havens informatie verstrekt uit eerdere onderzoeken naar communicatie gevoerd via de chatapplicatie SKY ECC (hierna: SKY) en het daarin delen van vertrouwelijke informatie vanuit systemen van de belastingdienst/douane.
SKY is een applicatie die op een mobiele telefoon wordt geïnstalleerd en waarmee gebruikers versleuteld met elkaar kunnen communiceren via chatberichten, foto’s en audioberichten.
Binnen de verstrekte informatie is onderzoek gedaan naar SKY-chatgroep [naam groepschat] die vier deelnemers had en van 30 juni 2020 tot en met 8 juli 2020 in gebruik was. Een van de deelnemers is geïdentificeerd als [naam] . Hij heeft in de genoemde chatgroep informatie uit douanesystemen met betrekking tot de containernummers [containernummer 1] en [containernummer 2] gedeeld. Informatie over container [containernummer 1] werd op 30 juni 2020 al gedeeld en besproken in de chat nog voordat de container op diezelfde dag werd gelost. Op 2 juli 2020 is met betrekking tot beide containers informatie gedeeld uit het douanesysteem Plato. In beide containers is cocaïne aangetroffen.
In de systemen van de Douane is onderzocht welke medewerker beide containers heeft bevraagd in de periode dat de informatie via de genoemde chatgroep is gedeeld. Dat bleek maar één medewerker te zijn geweest, de gebruiker van dienstnummer [dienstnummer] . Dat is het dienstnummer van de verdachte.
De communicatie van SKY-ID [ID-nummer 2] , dat ook is gekoppeld aan [naam] , is verder onderzocht om te kunnen achterhalen op welke wijze hij de afbeeldingen en informatie verkregen heeft. Daarbij viel de groepschat [ID-nummer 2] op, die van 30 maart 2020 tot en met 2 april 2020 actief was en waaraan naast [naam] twee personen met de gebruikersnamen ‘ [gebruikersnaam 1] ’ en ‘ [gebruikersnaam 2] ’ deelnamen. Uit de chat valt af te leiden dat de persoon met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 2] al beschikte over afbeeldingen en informatie uit de douanesystemen met betrekking tot vier andere containernummers. Die informatie legde hij voor aan [gebruikersnaam 1] met het kennelijke doel om die informatie te verifiëren. [gebruikersnaam 1] koppelde zijn bevindingen vervolgens terug in de chat.
Op basis van onderzoek heeft het Openbaar Ministerie de verdachte geïdentificeerd als de persoon die gebruik maakt van het SKY-ID met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] .
Het Openbaar Ministerie verwijt de verdachte onder 2 dat hij computervredebreuk heeft gepleegd door met behulp van een valse sleutel gegevens van de zes genoemde containers op te zoeken, daar schermafbeeldingen van te maken en die vervolgens te openbaren. Door aldus te handelen heeft hij ook zijn dienstgeheim geschonden, hetgeen hem onder 3 wordt verweten.
Werkrelatie
Uit het dossier blijkt dat de verdachte sinds 1 september 2019 voor de Belastingdienst/Douane werkte. Hij heeft een geheimhoudingsverplichting ondertekend in juni 2019 en hij heeft een ambtsbelofte afgelegd op 3 september 2019. Vastgesteld kan worden dat de verdachte wist dat hij een geheimhoudingsplicht had met betrekking tot informatie die aan zijn werk gerelateerd is.
Het aan de verdachte verstrekte dienstnummer was [dienstnummer] . Vastgesteld is dat de verdachte op 2 juli 2020 heeft ingelogd met zijn dienstnummer in het douanesysteem Plato.
De verdachte heeft op 2 juli 2020 om 15:38 uur de gegevens van container [containernummer 1] bevraagd in Plato en om 15:40 uur de gegevens van container [containernummer 2] .
[naam] heeft schermafbeeldingen uit het systeem Plato met informatie over container [containernummer 1] vanaf 15:44 uur in de chatgroep gedeeld. Foto’s van informatie uit Plato over container [containernummer 2] zijn vanaf 15:56 uur gedeeld. In het geval van de eerstgenoemde container is dat binnen zes minuten na het raadplegen door de verdachte en in het geval van de tweede container binnen zestien minuten.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat hij daar niets over kan vertellen en dat hij geen informatie heeft doorgegeven waar hem dat niet was toegestaan. Tijdens de behandeling ter zitting heeft de verdachte daarentegen verklaard dat hij zich op een later moment, nadat de politieverhoren waren afgenomen, maar voordat zijn voorlopige hechtenis werd opgeheven op 22 december 2021, herinnerde dat hij door een collega was gebeld die hem vroeg die containers te bevragen in Plato. De naam van die collega weet hij niet meer, maar hij heeft op basis van een interne telefoonlijst gecontroleerd of het inderdaad een collega betrof. Die collega had computerproblemen en heeft om die reden de verdachte gebeld voor hulp. De verdachte heeft op verzoek van die collega foto’s gemaakt van informatie uit Plato en die foto’s via zijn mobiele telefoon naar die collega gestuurd.
Bij de beoordeling van de vraag of een verklaring aannemelijk is, houdt de rechtbank onder meer rekening met het moment waarop die verklaring is afgelegd. De verdachte heeft gesteld dat hij zich pas na de politieverhoren in oktober en november 2021 weer herinnerde wat er in juli 2020 was gebeurd. Dat is op zich reeds dubieus. Naar het oordeel van de rechtbank valt al helemaal niet in te zien waarom de verdachte zijn beweerdelijk hervonden herinnering niet kenbaar heeft gemaakt aan de politie, zodat deze daar onderzoek naar had kunnen doen. Dat klemt te meer omdat het resultaat van dat onderzoek, als verdachte de waarheid zou spreken, van doorslaggevend belang zou zijn voor de uitkomst van zijn strafzaak. Voorts ontbreekt in de verklaring ieder aanknopingspunt voor nader onderzoek naar de bewuste collega, zoals een naam of een telefoonnummer. Al het voorgaande in overweging nemende komt de rechtbank tot de conclusie dat de ter zitting afgelegde verklaring van de verdachte hoogst onaannemelijk is en slechts is afgelegd met het doel om het – zoals verdachte na kennisneming van het dossier duidelijk moet zijn geweest – onomstotelijk vaststaande feit te verdoezelen dat
hijdegene is geweest die de vertrouwelijke gegevens in Plato heeft opgezocht en aan zijn criminele contact heeft doorgegeven.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte met behulp van de aan hem toegekende autorisatie het systeem Plato opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen om inzage te krijgen in gegevens waar hij niet toe bevoegd was, om deze vervolgens over te nemen en te delen. Door op deze wijze de betreffende gegevens in te zien en over te nemen, heeft verdachte, wetende dat het een beveiligd systeem betrof, doelbewust de beveiliging van dit systeem doorbroken en is hij derhalve het systeem binnengedrongen. Hij heeft zich daarbij bediend van een valse sleutel, omdat hij de aan hem toegekende autorisatie voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor die aan hem was verstrekt. In de jurisprudentie wordt, mede gelet op het bepaalde bij artikel 90 van het Wetboek van Strafrecht, een ruime uitleg gegeven aan het begrip ‘valse sleutel’, zodat ook onrechtmatig gebruik van in dit geval autorisatie tot het systeem Plato kan worden aangemerkt als het gebruik maken van een ‘valse sleutel’.
[gebruikersnaam 1]
Aanvankelijk is door de politie onderzoek gedaan naar de chatgroep [naam groepschat] , waarin van 30 juni 2020 tot en met 8 juli 2020 berichten zijn gestuurd, onder andere door [naam] . Later is meer onderzoek gedaan naar een ander SKY-ID van [naam] waarbij de groepschat [ID-nummer 2] is onderzocht, die van 30 maart 2020 tot en met 2 april 2020 in gebruik was. In die chatgroep is informatie uit systemen met betrekking tot vier containers gedeeld. Onderzoek naar de loggegevens van Plato was niet meer mogelijk omdat de bewaartermijn van een jaar voor die gegevens was verstreken. Wel blijkt uit de inhoud van het chatgesprek dat de persoon die gebruik maakte van het SKY-ID [ID-nummer 1] en de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] voor de Douane werkt. Die persoon deelde op 31 maart 2020 in de chat mee dat hij thuis aan het werk was en dat hij zich bezighield met het proces ‘invoer’ dat na het proces ‘binnenbrengen’ plaatsvindt. Tevens stuurde hij foto’s van een douanesysteem met informatie over de containers [containernummer 3] en [containernummer 4] . Op 1 april 2020 liet [gebruikersnaam 1] in de chat weten dat hij die dag op een ander proces, te weten telefonie, was geplaatst. In de avond liet hij weten dat het hem daarom niet was gelukt om informatie over een container op te vragen. Op 2 april 2020 werd er gechat over twee containernummers, [containernummer 5] en [containernummer 6] . [gebruikersnaam 1] berichtte dat de zoekopdrachten naar die twee containernummers in zijn systeem zonder resultaat waren en dat hij in de opleiding had geleerd dat bepaalde zaken in het geheim gebeuren, hetgeen mogelijk kon verklaren waarom hij niets kon vinden.
Uit onderzoek blijkt dat het SKY-ID [ID-nummer 1] gebruikt is in twee verschillende telefoontoestellen. Van het IMEI-nummer van een van die toestellen zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd over de periode 10 maart 2020 tot en met 15 april 2020. Daarnaast zijn ook de loggegevens van de Rijkspas van de verdachte opgevraagd. Uit die gegevens bleek dat de telefoon met het genoemde IMEI-nummer dagelijks paallocaties in de omgeving van de woning van de verdachte aanstraalde. Vervolgens bleek dat die telefoon op 11, 12 en 24 maart 2020 ook paallocaties in de omgeving van het werkadres van de verdachte aanstraalde. Precies op die dagen bleek uit de loggegevens van de Rijkspas van de verdachte dat hij op kantoor was geweest. Tevens bleek dat de genoemde telefoon op 25 maart 2020 en 10 april 2020 paallocaties aanstraalde in Rijswijk en op 31 maart 2020 in Den Haag. De paallocaties in Rijswijk en Den Haag zijn dicht bij het woon- en werkadres van de verloofde van de verdachte.
Voorts is gebleken dat de verdachte op de afdeling aangiften werkte, waar hij aangiften ter invoer en ter uitvoer behandelde. Dat was zijn hoofdtaak; hij werd echter ook ingeroosterd bij telefonie. Dat komt overeen met wat [gebruikersnaam 1] in de groepschat deelde over zijn werkzaamheden.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte het SKY-ID [ID-nummer 1] in gebruik heeft gehad op de dagen dat in de groepschat informatie werd gedeeld over de vier in de tenlastelegging genoemde containers en dus ook dat de verdachte de persoon was die deze informatie onder de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] heeft gedeeld. Op grond van die vaststelling, komt de rechtbank onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de containernummers [containernummer 1] en [containernummer 2] ook voor de overige vier in de onder 2 in de tenlastelegging vermelde containers tot een bewezenverklaring.
Voorwaardelijk verzoek
Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen stelt de rechtbank op basis van het onderzoek vast dat de verdachte het SKY-ID [ID-nummer 1] met de username ' [gebruikersnaam 1] ' in gebruik had. De rechtbank zal dan ook inhoudelijk op het voorwaardelijke verzoek beslissen.
Door de verdediging is ter onderbouwing van het verzoek bepleit dat het onderzoek naar de reisbewegingen van het IMEI-nummer in combinatie met de gegevens van de Rijkspas niet volledig kan zijn, omdat de verdachte in de genoemde periode van vijf weken vast meer dan drie dagen op zijn werk moet zijn geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet noodzakelijk om de onderliggende zendmastgegevens van het genoemde IMEI-nummer te laten verstrekken of toe te voegen aan het dossier. In de genoemde periode werden er maatregelen zoals thuiswerken ingesteld vanwege het coronavirus. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal waarin het onderzoek naar de zendmastgegevens is beschreven dat er elke dag paallocaties in de omgeving van de woning van de verdachte zijn aangestraald en met enige regelmaat paallocaties in de omgeving van het woon- en werkadres van verdachtes partner. De rechtbank wijst het (voorwaardelijke) verzoek af.
Ambtsgeheim
Vooropgesteld moet worden dat uit de wetsgeschiedenis volgt dat het ‘schenden’ van een geheim in de zin van artikel 272 Wetboek van Strafrecht moet worden uitgelegd als het verstrekken van geheime gegevens aan een ander die tot kennisneming daarvan onbevoegd is. Gelet op de vaststellingen over informatie uit douanesystemen en de werkwijze van de Douane die via chatgroepen bij anderen terecht zijn gekomen door toedoen van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat de verdachte zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Het onder 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.