ECLI:NL:RBROT:2022:6321

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
9751317 CV EXPL 22-8454
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachtplicht en non-conformiteit bij levering van vloertegels

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], met betrekking tot de levering van vloertegels. De partijen hebben op 25 januari 2020 een overeenkomst gesloten voor de levering en het leggen van vloertegels in de woning van eisers. De oplevering vond plaats in mei 2020, waarna eisers op 11 juli 2020 in de woning zijn verhuisd. Op 13 november 2020 hebben eisers gedaagde geïnformeerd over krassen op de vloertegels, maar gedaagde heeft de klacht afgewezen en zich beroepen op de uitslag van een PEI-test die geen afwijkingen had aangetoond.

Eisers hebben vervolgens een deskundigenonderzoek laten uitvoeren, waaruit bleek dat de vloertegels non-conform waren. Gedaagde heeft echter betwist dat eisers tijdig hebben geklaagd, aangezien de klacht pas zes maanden na de oplevering is ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eisers niet hebben voldaan aan hun klachtplicht, zoals vastgelegd in artikel 7:23 lid 1 BW, en dat gedaagde hierdoor in haar belangen is geschaad. De rechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige klachten bij non-conformiteit en de gevolgen van het niet naleven van de klachtplicht voor de koper. De kantonrechter heeft de vorderingen van eisers afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van gedaagde zijn vastgesteld op € 746,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9751317 CV EXPL 22-8454
datum uitspraak: 29 juli 2022
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

2. [eiser 2] ,
woonplaats: [woonplaats] gemeente [gemeente 1] ,
eisers,
gemachtigde: mr. R. Gelmers,
tegen
[gedaagde] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] gemeente [gemeente 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Harpman.
De partijen worden hierna ‘ [eiser 1] c.s.’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 maart 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [eiser 1] c.s. inhoudende een wijziging van eis;
  • de akte van [eiser 1] c.s. met één bijlage.
1.2.
Op 1 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser 1] c.s., bijgestaan door hun gemachtigde en namens [gedaagde] de heer [persoon A] , bijgestaan door de gemachtigde van [gedaagde] .

2..De feiten

2.1.
Op 25 januari 2020 hebben partijen een overeenkomst gesloten tot het leveren en leggen van vloertegels in de woning van [eiser 1] c.s. voor een bedrag van € 3.334,28 exclusief btw. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing.
2.2.
[gedaagde] heeft het leggen van de vloertegels uitbesteed aan [naam bedrijf] B.V . Het leggen van de vloertegels en de oplevering daarvan heeft plaatsgevonden in mei 2020.
2.3.
[eiser 1] c.s. zijn op 11 juli 2020 naar de woning verhuisd.
2.4.
Op 13 november 2020 heeft [gedaagde] van [eiser 1] c.s. het bericht ontvangen dat op de vloertegels krassen aanwezig zijn.
2.5.
Op 22 januari 2021 is een vertegenwoordiger van de leverancier bij de woning langs geweest. Deze vertegenwoordiger heeft tijdens zijn bezoek geconstateerd dat er inderdaad krassen aanwezig zijn op de vloertegels. De leverancier heeft de fabrikant van de vloertegels daarover geïnformeerd en de fabrikant heeft vervolgens een PEItest (krasbestendigheidstest) op de batch (KR0144) vloertegels uitgevoerd. Op 10 maart 2021 heeft de fabrikant naar aanleiding van de PEItest laten weten dat er bij normaal gebruik geen afwijkingen uit de test zijn gekomen.
2.6.
Op 23 februari 2021 hebben [eiser 1] c.s., op hun verzoek, een kopie ontvangen van het rapport van het bezoek van 22 januari 2021. Daarnaast heeft [gedaagde] aan [eiser 1] c.s. bericht dat [gedaagde] zich conformeert aan de uitslag van de expert en dat de servicemelding (daarom) wordt afgewezen. Wel heeft [gedaagde] aan [eiser 1] c.s. daarbij het aanbod gedaan de vloertegels te vervangen tegen een gereduceerde prijs.
2.7.
Op 26 februari 2021 hebben [eiser 1] c.s. aan [gedaagde] een ingebrekestelling gestuurd met het verzoek om binnen veertien dagen met een oplossing te komen.
2.8.
[eiser 1] c.s. hebben de heer [persoon B] van Lexacon Bouwconsultancy (hierna: [persoon B] ) benaderd voor het uitvoeren van een deskundigenonderzoek. Op 6 mei 2021 heeft [persoon B] de vloertegels onderzocht. Zijn bevindingen heeft hij vastgelegd in het rapport van 23 juni 2021.
2.9.
Op 5 juli 2021 is [gedaagde] door [eiser 1] c.s. geïnformeerd over de bevindingen van [persoon B] . Verder hebben [eiser 1] c.s. aangegeven dat de vloertegels non-conform zijn en dat er voor 2 augustus 2021 nieuwe vloertegels gelegd moeten worden en dat zij anders overgaan tot ontbinding van de overeenkomst.
2.10.
Op 22 juli 2022 heeft [gedaagde] aan [eiser 1] c.s. bericht dat zij blijft bij haar eerdere standpunt en de uitslag van de PEItest te volgen, zodat het verzoek om tot vervanging over te gaan wordt afgewezen.
2.11.
Op 12 augustus 2021 is door [eiser 1] c.s. de eerder tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden en verzocht om het aankoopbedrag, de herstelkosten en de kosten van de deskundige te betalen voor 2 september 2021. Dit gaat om een totaalbedrag van € 12.689,37. Op 13 september 2021 heeft de gemachtigde van [eiser 1] c.s. aan [gedaagde] een herinnering van dit bericht gestuurd. Op 14 september 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser 1] c.s. laten weten dat zij de zaak hebben overgedragen aan haar gemachtigde.
2.12.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft op 20 oktober 2021 aan [eiser 1] c.s. laten weten dat zij [eiser 1] c.s. niet volgen in hun standpunt over het tijdig indienen van een eventuele klacht. De krassen zouden volgens [eiser 1] c.s. al kort na de verhuizing zijn ontstaan waardoor onbegrijpelijk is waarom pas in november 2021 wordt geklaagd. Ook zijn er volgens [gedaagde] geen omstandigheden aanwezig die rechtvaardigen dat de klachtplicht wordt opgerekt en er pas na zes maanden wordt geklaagd.
2.13.
Op 10 november 2021 heeft de gemachtigde van [eiser 1] c.s. aan [gedaagde] uiteengezet waarom zij het standpunt van [gedaagde] niet volgen. Voor een laatste keer hebben [eiser 1] c.s. verzocht om betaling van inmiddels een bedrag van € 13.631,19.
2.14.
Op 17 november 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser 1] c.s. laten weten dat ook naar aanleiding van de brief van 10 november 2021 haar standpunt omtrent de kwestie niet is veranderd.

3..De vordering

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen - na wijziging van eis - uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat de tussen [eiser 1] c.s. en [gedaagde] gesloten overeenkomst met betrekking tot de koop en levering van vloertegels is ontbonden, ingevolge waarvan [gedaagde] verplicht is tot terugbetaling van een bedrag van € 3.334,28 aan [eiser 1] c.s., binnen veertien dagen na betekening dit vonnis. Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2022 tot en met de dag van volledige betaling;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
o een aanvullende schadevergoeding in de zin van de door [persoon B] begrote herstelkosten ter hoogte van € 8.402,72, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
o de vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 892,37, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis;
o de kosten van het deskundigenrapport van [persoon B] ter hoogte van € 961,95 inclusief btw;
o de kosten van eventuele gevolgschade en het verblijf elders wanneer de huidige vloer wordt verwijderd en de nieuwe vloer wordt gelegd;
o de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser 1] c.s. baseren de vordering op het volgende. De door [gedaagde] geleverde vloertegels zijn non-conform. [eiser 1] c.s. hadden immers niet hoeven te verwachten dat op de vloertegels krassen zouden ontstaan of al aanwezig waren. In augustus 2020 heeft [eiser 1] c.s. al aan [naam bedrijf] bericht dat er krassen aanwezig waren. Dit is binnen een redelijke termijn. De uitgevoerde PEItest is onvoldoende betrouwbaar om vast te stellen dat de vloertegels wel conform overeenkomst zouden zijn. Omdat [gedaagde] niet bereid is de non-conforme vloertegels te vervangen stelt [eiser 1] rechtsgeldig de met [gedaagde] gesloten overeenkomst te hebben ontbonden en recht te hebben op teruggave van het aankoopbedrag en de begrote herstelkosten.

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering en voert het volgende aan. Zij volgt de stelling van [eiser 1] c.s., dat de vloertegens non-conform zijn, niet. Uit het rapport van [persoon B] blijkt immers niet dat de vloertegels niet geschikt zijn voor normaal gebruik. Hij heeft alleen geoordeeld dat de krassen niet zijn veroorzaakt door lopen c.q. wonen in de ruimte. Echter de oorzaak van de krassen kan ook [persoon B] niet achterhalen. Nu de krassen kort na de verhuizing in juli 2020 zijn ontdekt is het logischer dat deze krassen tijdens de verhuizing zijn ontstaan. Naast het feit dat niet is aangetoond dat de vloertegels non-conform zijn, hebben [eiser 1] c.s. de klachtplicht geschonden. [eiser 1] c.s. hadden binnen een redelijke termijn [gedaagde] moeten informeren over de volgens hun aanwezige krassen. Nu zij dit pas op 13 november 2020 hebben gedaan is dat ruimschoots te laat. De in augustus 2020 aan [naam bedrijf] mondeling geuite klachten worden door [gedaagde] , na navraag bij [naam bedrijf] , betwist. Volgens [gedaagde] zijn er daarnaast geen omstandigheden die verlenging de termijn van de klachtplicht kunnen oprekken.

5. De beoordeling

5.1.
Het verst strekkende verweer van [gedaagde] is dat [eiser 1] c.s. niet hebben voldaan aan hun klachtplicht. Partijen twisten immers over de vraag of [eiser 1] c.s. binnen bekwame tijd [gedaagde] op de hoogte hebben gebracht over de (beweerdelijke) nonconformiteit van de vloertegels.
5.2.
Artikel 7:23 lid 1 BW bepaalt dat de koper (in dit geval [eiser 1] c.s.) er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is geleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper (in dit geval [gedaagde] ) niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Dit artikel is specifiek bedoeld voor de koopovereenkomst en heeft dezelfde strekking als artikel 6:89 BW voor verbintenissen in algemene zin heeft.
Volgens vaste rechtspraak is het in een situatie als hier, waarin de verkopers een beroep doen op artikel 6:89 BW en/of artikel 7:23 BW, aan de koper om gemotiveerd te stellen en zo nodig te bewijzen dat, en op welk moment er is geklaagd. Vervolgens rusten de stelplicht en bewijslast inzake feiten die een beroep op artikel 6:89 BW en/of artikel 7:23 BW kunnen dragen, op de verkopers. Daarbij gaat het niet alleen om het tijdsverloop zelf, dat wel een belangrijk gezichtspunt is, maar om alle feiten en omstandigheden van het geval. Met name is relevant of de verkopers door het tijdsverloop in hun belangen zijn geschaad.
5.3.
[eiser 1] c.s. stellen dat ze in augustus 2020 bij [naam bedrijf] hebben geklaagd. Op 13 november 2020 hebben [eiser 1] c.s. voor het eerst schriftelijk bij [gedaagde] zelf geklaagd.
De kantonrechter stelt vast dat in de conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk is betwist dat er in augustus 2020 mondeling bij [naam bedrijf] is geklaagd. Desgevraagd hebben [eiser 1] c.s. tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat zij niet nader kunnen onderbouwen dat er in augustus 2020 mondeling bij [naam bedrijf] is geklaagd. Het horen van [naam bedrijf] als getuige gaat hier geen verandering in brengen, met name ook gelet op het door [gedaagde] overgelegde e-mailbericht van [naam bedrijf] aan [gedaagde] d.d. 16 maart 2022 (dat hij ten zeerste tegenspreekt dat de melding dat er krassen op de tegels zaten na oplevering van het werk is gemeld). Daaromkan niet komen vast te staan dat er al in augustus 2020 is geklaagd.
[gedaagde] stelt dat zij, doordat er pas op13 november 2020 bij haar is geklaagd, in haar belangen is geschaad, omdat zij - voor zover er al sprake was van een gebrek - nu eventuele onderaannemers niet meer aansprakelijk kan stellen.
5.4.
Het had op de weg van [eiser 1] c.s. gelegen om, als de krassen zich kort na de verhuizing (11 juli 2020) hebben geopenbaard, dan actie te ondernemen. Pas vijf maanden na de verhuizing is de klacht bij [gedaagde] ingediend. Nu [eiser 1] c.s. deze periode van vijf maanden hebben ‘stilgezeten’, kon en mocht [gedaagde] er redelijkerwijs vanuit gaat dat de vloer voldeed. [gedaagde] stelt dan ook terecht dat zij door het late klagen in haar belangen is geschaad.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] een geslaagd beroep op schending van de klachtplicht heeft gedaan. Dit betekent dat het recht van [eiser 1] c.s. om te klagen over de door hen gestelde non-conformiteit van de vloertegels is komen te vervallen. De vorderingen van [eiser 1] c.s. worden door de kantonrechter dan ook afgewezen.
5.6.
[eiser 1] c.s. krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 373,00 tarief). Voor kosten die [gedaagde] maakt na deze uitspraak moet [eiser 1] c.s. ook een bedrag betalen van € 124,00 (1/2 punt x € 373,00 tarief met een maximum van € 124,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak.
5.7.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op € 746,00;
6.3.
verklaart dit vonnis zover het de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
44485