ECLI:NL:RBROT:2022:6327

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juli 2022
Zaaknummer
9889254 VV EXPL 22-203
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning door gedaagde na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en een gedaagde die niet is verschenen. Woonstad vorderde de ontruiming van een woning, omdat de huurovereenkomst met de echtgenoot van de gedaagde op 1 november 1989 was aangegaan en na het overlijden van de echtgenoot op 12 oktober 1990 door de gedaagde was voortgezet. Woonstad stelde dat de gedaagde al meer dan drie jaar niet in de woning verbleef en op een gesloten afdeling van Humanitas Bergweg verbleef. Woonstad had de gedaagde per brief verzocht de huurovereenkomst op te zeggen, wat op 7 februari 2022 is gebeurd. Aangezien de gedaagde niet vrijwillig tot ontruiming overging, heeft Woonstad de vordering tot ontruiming ingediend.

De mondelinge behandeling vond plaats op 15 juni 2022, waarbij Woonstad vertegenwoordigd was door haar gemachtigde, mr. E.J. Lichtenveldt. De gedaagde was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde correct was opgeroepen en dat de wettelijke formaliteiten in acht zijn genomen, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter oordeelde dat voor toewijzing van de ontruimingsvordering in kort geding voldoende waarschijnlijkheid moest bestaan dat de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zou komen. Het spoedeisend belang van Woonstad werd niet betwist en de vordering werd niet ongegrond of onrechtmatig bevonden.

De kantonrechter heeft de vordering van Woonstad toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en te verlaten, en de maandelijkse huur van € 478,65 te betalen vanaf 7 maart 2022 tot de datum waarop Woonstad weer beschikking over de woning verkrijgt. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 753,43. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9889254 VV EXPL 22-203
datum uitspraak: 29 juni 2022
vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Lichtenveldt,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de exploot van dagvaarding van 1 juni 2022, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 15 juni 2022 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Woonstad haar gemachtigde verschenen. [gedaagde] is niet verschenen.

2..De vordering

2.1.
Woonstad vordert, na vermindering van eis, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
  • om de woning aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning) binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
  • tot betaling aan Woonstad van een bedrag van € 478,65 per maand, vanaf 7 maart 2022 tot en met de maand waarin Woonstad weer de beschikking over de woning verkrijgt, een ingegane maand voor een volle gerekend;
  • in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
Ter toelichting op haar vordering heeft Woonstad - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
2.3.
Woonstad is als verhuurster op 1 november 1989 met de echtgenoot van [gedaagde] een huurovereenkomst voor de woning aangegaan. Vanaf 12 oktober 1990 heeft [gedaagde] , na het overlijden van haar echtgenoot, de huurovereenkomst voortgezet.
2.4.
In 2021 en begin 2022 is groot onderhoud uitgevoerd in/aan de woning. In het kader van dit onderhoud heeft op 20 januari 2022 een huisbezoek plaatsgevonden. Bij dit huisbezoek waren de zoon en de kleinzoon van [gedaagde] aanwezig. De zoon heeft tijdens dit huisbezoek aangegeven dat [gedaagde] al ruim drie jaar niet in de woning woont, maar op een gesloten afdeling van Humanitas Bergweg verblijft en dat een terugkeer is uitgesloten. Naar aanleiding van dit bericht heeft Woonstad op 1 februari 2022 per brief aan [gedaagde] gevraagd om de huurovereenkomst op te zeggen. Op 7 februari 2022 is de huurovereenkomst namens haar opgezegd. Sindsdien probeert Woonstad met (de familie van) [gedaagde] in contact te komen om over te gaan tot ontruiming van de woning. Tot op heden is dit niet gelukt zodat zij genoodzaakt is deze vordering tot ontruiming in te dienen.
2.5.
Woonstad heeft een spoedeisend belang bij haar vordering. Van haar kan niet worden verlangd de ontstane situatie te laten voortduren.

3..Het verweer

3.1.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is op de mondelinge behandeling van 15 juni 2022 niet verschenen. Uit de door Woonstad overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat verstek is verleend tegen [gedaagde] .
4.2.
Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding - welke toewijzing bijna altijd een definitief karakter heeft - is alleen plaats indien met een zeer grote mate van waarschijnlijkheid de bodemrechter tot eenzelfde oordeel zal komen en de uitkomst van de bodemprocedure, vanwege een spoedeisend belang aan de zijde van Woonstad, niet kan worden afgewacht.
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende voort uit het door Woonstad gestelde en is ook niet betwist zodat Woonstad in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.4.
De vordering komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal dan ook worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 753,43. Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen.
4.6.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin bevindende personen en/of zaken voor zover deze laatste niet het eigendom van Woonstad zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonstad te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de maandelijkse huur van € 478,65 per maand vanaf 7 maart 2022 tot en met de datum waarop Woonstad weer beschikking over de woning verkrijgt, een ingegane maand voor een volle gerekend;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Woonstad tot vandaag vastgesteld op € 753,43;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na vandaag te maken proceskosten, begroot op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde en als niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en het vonnis is betekend, de explootkosten van deze betekening met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze kosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken.
44485