Op 21 juni 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een verzoek tot verlening van een zorgmachtiging afgewezen. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam en betrof een betrokkene die op dat moment vrijwillig in een kliniek verbleef. De rechtbank oordeelde dat het risico op ernstig nadeel onvoldoende was onderbouwd. De behandelaars van de betrokkene gaven aan dat er een licht manisch beeld was en dat er risico's bestonden op ernstig lichamelijk letsel, financiële schade en maatschappelijke teloorgang. Echter, de rechtbank vond de zorgen over deze risico's niet concreet genoeg om de ingrijpende maatregelen van verplichte zorg te rechtvaardigen.
De advocaat van de betrokkene betwistte de aanwezigheid van een psychische stoornis en stelde dat het gedrag van de betrokkene voortkwam uit zijn persoonlijkheid. De rechtbank nam deze argumenten in overweging en concludeerde dat de betrokkene zich op dat moment conformeerde aan de regels van de kliniek en dat er geen bewijs was dat zijn situatie zou verergeren. De rechtbank wees het verzoek tot zorgmachtiging af, omdat niet was voldaan aan de criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
De beslissing werd mondeling gegeven door rechter mr. M. van Kuilenburg en is op 30 juni 2022 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.