In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een aanslag forensenbelasting die aan eiser was opgelegd door verweerder. De aanslag, ter hoogte van € 473,- voor het jaar 2021, werd opgelegd op basis van de gemeentelijke Verordening forensenbelasting. Eiser, eigenaar van een woning in Ouddorp, stelde dat hij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarprocedure en dat de forensenbelasting in strijd was met het discriminatieverbod. Tijdens de zitting op 19 mei 2022 werd vastgesteld dat eiser en zijn vrouw meer dan 90 dagen per jaar in de woning verbleven, wat de heffing van forensenbelasting rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de forensenbelasting niet in strijd was met het discriminatieverbod, ondanks de argumenten van eiser dat de gemeente geen kosten maakte voor de infrastructuur van het vakantiepark waar zijn woning zich bevond. De rechtbank concludeerde dat de aanslag kon worden gehandhaafd, maar dat de schending van de hoorplicht het beroep gegrond maakte. De rechtbank bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moest vergoeden.