ECLI:NL:RBROT:2022:6421

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
FT EA 22/409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw ontstaan schulden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker, die op 6 mei 2022 een verzoekschrift indiende, ontving inkomsten uit een uitkering en had een schuldenlast van € 38.710,90. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen als de verzoeker in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan van zijn schulden en in staat is om de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker schulden had bij het CJIB, die niet te goeder trouw waren ontstaan. Verzoeker verklaarde dat deze schulden voortkwamen uit het feit dat hij een auto op naam van een vriend had gezet, die vervolgens boetes had gereden. De rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk, vooral omdat er ook recente boetes waren opgelegd voor andere overtredingen die door verzoeker zelf waren veroorzaakt. Daarnaast was er sprake van een huurschuld die niet was nagekomen, wat ook als te kwader trouw werd beoordeeld.

De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou kunnen nakomen. Hij had recent in detentie gezeten en had geen behandeling ondergaan voor zijn alcoholgebruik, wat bijdroeg aan zijn problematische situatie. Ook had hij geen bewijs geleverd van een sollicitatie of uitzicht op werk, wat zijn inspanningen om baten voor de boedel te verwerven in twijfel trok. Om deze redenen werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
afwijzing toepassing schuldsaneringsregeling
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 4 juli 2022
[verzoeker],
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 6 mei 2022 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Verzoeker is gehoord ter terechtzitting van 13 juni 2022

2..De feiten

Verzoeker ontvangt inkomsten uit uitkering. De schuldenlast bedraagt volgens de verklaring als bedoeld in artikel 285 Faillissementswet € 38.710,90.

3..De beoordeling

Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest en dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank oordeelt dat het één noch het ander in het voorliggende geval aannemelijk is.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Verzoeker heeft schulden bij het CJIB met een totaalbedrag van € 4.452,00. Deze schulden zijn naar hun aard niet te goeder trouw ontstaan. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat deze zijn ontstaan doordat hij een paar jaar geleden een auto op zijn naam had laten zetten voor een vriend, die daarmee boetes reed. Deze vriend haalde ook de post weg, zodat verzoeker niet tijdig door heeft gehad dat dit gebeurde. De rechtbank acht deze toedracht niet zonder meer aannemelijk. Bovendien blijkt uit de recente overzichten van het CJIB dat er ook in 2020 en 2021 nog boetes zijn ontstaan voor onder meer onverzekerd rondrijden en door rood rijden. Ter zitting is gebleken dat deze boetes (in ieder geval deels) door verzoeker zelf zijn veroorzaakt. Dit terwijl verzoeker niet over een geldig rijbewijs beschikt omdat hij eerder (onder invloed van alcohol) betrokken is geweest bij een aanrijding met een persoon.
Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat de vordering van de heer [persoon A] is ontstaan als gevolg van fraude. Ook schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan. De heer [persoon A] zou volgens verzoeker geld hebben overgemaakt naar zijn bankrekening, die vervolgens door anderen gebruikt zou zijn om het geld op te nemen. De ex-vriendin zou verklaard hebben dat zij dit gedaan, had toen verzoeker in het café aan het werk was. Deze verklaring wordt niet op enige wijze ondersteund.
Voorts is gebleken dat de betalingsregeling die inzake de huurschuld met Havensteder was getroffen niet is nagekomen omdat het inkomen wegviel toen verzoeker dit jaar twee maanden, in detentie zat. De rechtbank acht het onbetaald laten van de huurschuld (voor dat deel) ook te kwader trouw.
Mede op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat bovendien niet voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen en zich zal inspannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven.
Verzoeker heeft recent twee maanden in detentie gezeten voor strafzaken die verband hielden met rijden onder invloed, en een winkeldiefstal uit 2019. Ter zitting is gebleken dat verzoeker deze delicten heeft gepleegd onder invloed van psychische klachten. Verzoeker zegt zijn alcoholgebruik onder controle te hebben, maar heeft daarvoor geen behandeling ondergaan. De diefstal zou gepleegd zijn in een depressieve periode. Uit de na de zitting aangeleverde stukken blijkt dat verzoeker daarvoor wel behandeling heeft gezocht, maar dat deze is gestaakt vanwege zijn detentie. De behandeling is nog niet hervat, zo blijkt uit hetgeen ter zitting is besproken en de aangeleverde stukken. Naar het oordeel van de rechtbank is ook anderszins onvoldoende aannemelijk geworden dat de problemen die hebben geleid tot de gepleegde feiten en tot (te kwader trouw) schulden, voldoende onder controle zijn. Daarom bestaat bij de rechtbank de vrees dat verzoeker zijn verplichtingen van de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal kunnen nakomen.
Dat verzoeker zich zal inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven, is evenmin voldoende aannemelijk geworden. Bij brief van 16 juni 2022 is verzoeker in de gelegenheid gesteld op uiterlijk 27 juni 2022 stukken aan te leveren waaruit blijkt dat hij een sollicitatie had lopen en uitzicht had op een baan (zoals ter zitting aangegeven). Verzoeker heeft deze stukken niet aangeleverd.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden afgewezen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit niet betekent dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die eveneens tot afwijzing van het verzoek dienen te leiden.

4..De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van S. Desrosiers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2022 . [1]