ECLI:NL:RBROT:2022:6422
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw ontstaan schulden
Op 27 mei 2022 heeft verzoeker een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 20 juni 2022 is verzoeker gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een schuldenlast heeft van € 480.559,86, waarvan een aanzienlijk deel bestaat uit schulden aan de Belastingdienst en het LBIO. De rechtbank oordeelt dat verzoeker niet te goeder trouw is geweest in het ontstaan van zijn schulden, aangezien hij geen deugdelijke administratie heeft gevoerd en zijn belastingverplichtingen niet tijdig is nagekomen. Dit leidt tot de conclusie dat verzoeker niet voldoet aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft verder overwogen dat verzoeker ook schulden heeft die voortkomen uit zijn onderneming, waarvoor geen boekhouding beschikbaar is. Dit wijst er eveneens op dat deze schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. Daarnaast heeft verzoeker alimentatieschulden die hij niet op een zichtbare en controleerbare manier voldoet, wat ook bijdraagt aan de afwijzing van zijn verzoek.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende feiten of omstandigheden zijn die een toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen, ondanks de recente ontwikkeling dat verzoeker een baan heeft gevonden. De rechtbank wijst het verzoek af en merkt op dat indien verzoeker in de toekomst zijn financiële situatie stabiliseert, een nieuw verzoek mogelijk meer kans van slagen heeft.