In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 4.196,12 tot en met juli 2022, plus rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij als student met financiële problemen kampt en niet in staat is om de volledige huur te betalen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2022 was de gemachtigde van Vestia aanwezig, terwijl de gedaagde niet verscheen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, aangezien de gedaagde meer dan acht maanden achterstallig was met de huurbetalingen. De omstandigheden die de gedaagde aanvoerde, zoals haar financiële situatie, werden niet als voldoende beschouwd om de ontbinding te rechtvaardigen.
De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om het achterstallige bedrag te betalen, de huurovereenkomst te ontbinden en de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.114,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Vestia direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.