ECLI:NL:RBROT:2022:6424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
9988439 / CV EXPL 22-20860
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst met ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia, eiseres, en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 4.196,12 tot en met juli 2022, plus rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat zij als student met financiële problemen kampt en niet in staat is om de volledige huur te betalen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2022 was de gemachtigde van Vestia aanwezig, terwijl de gedaagde niet verscheen. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, aangezien de gedaagde meer dan acht maanden achterstallig was met de huurbetalingen. De omstandigheden die de gedaagde aanvoerde, zoals haar financiële situatie, werden niet als voldoende beschouwd om de ontbinding te rechtvaardigen.

De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om het achterstallige bedrag te betalen, de huurovereenkomst te ontbinden en de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.114,74. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Vestia direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9988439 / CV EXPL 22-20860
datum uitspraak: 29 juli 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Vestia,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Vestia’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 juni 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van 14 juli 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 22 juli 2022 aan de zijde van Vestia, met een bijlage.
1.2.
Op 26 juli 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens de gemachtigde van Vestia mevrouw mr. A. Ekkel aanwezig. [gedaagde] is zonder bericht van verhindering aan de rechtbank niet verschenen.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt de woning aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde) van Vestia. De maandelijkse huurprijs bedraagt op dit moment € 518,74 per maand en moet bij vooruitbetaling worden betaald.

3..Het geschil

3.1.
Vestia eist samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 4.435,29 met rente en de lopende huur vanaf de maand augustus 2022;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 4.196,12 aan huur tot en met de maand juli 2022, rente van € 65,09 (berekend tot 28 juni 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 174,08 inclusief btw.
3.2.
Vestia baseert de eis op het volgende. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Die huurachterstand moet zij betalen. De huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde. Daarnaast moet [gedaagde] rente, buitengerechtelijke incassokosten en een gebruiksvergoeding betalen.
3.3.
[gedaagde] erkent de door Vestia gestelde huurachterstand. Zij voert verder - kort samengevat - het volgende aan. [gedaagde] is student. Zij is vorig jaar haar baan kwijtgeraakt. Op dit moment krijgt [gedaagde] enkel € 800,00 van DUO. [gedaagde] kan niet elke maand de gehele lopende huur betalen.

4..De beoordeling

huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 4.196,12 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand juli 2022. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Vestia te betalen.
4.2.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen. De rente wordt ook toegewezen, omdat uit de stellingen van Vestia volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] deze stellingen niet heeft betwist.
ontbinding huurovereenkomst
4.3.
Als een huurster haar verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurster de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Kantonrechters hanteren een beleid dat een huurachterstand van drie maanden of meer ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, tenzij er sprake is van feiten of omstandigheden die maken dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Er is sprake van een huurachterstand van ruim acht maanden. Daarnaast zijn de omstandigheden die [gedaagde] heeft aangevoerd (onder meer dat zij geen baan meer heeft en dat zij alleen € 800,00 per maand van DUO ontvangt) geen omstandigheden die maken dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter wijst de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende vordering tot ontruiming van het gehuurde dan ook toe. De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid vastgesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.4.
[gedaagde] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij het gehuurde met al haar spullen heeft verlaten. De gevorderde gebruiksvergoeding tot en met de maand waarin het gehuurde wordt ontruimd, wordt daarom ook toegewezen.
4.5.
Hoewel eerder overeengekomen betalingsregelingen, volgens de deurwaarder, als gevolg van wanbetaling zijn komen te vervallen, staat het [gedaagde] vrij om de deurwaarder te verzoeken om opnieuw een betalingsregeling af te spreken en zo mogelijk ontruiming van het gehuurde te voorkomen.
proceskosten
4.6.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Vestia tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardings-kosten, € 487,00 aan griffierecht en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 249,00 tarief). Dit is totaal € 1.114,74.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Vestia te betalen € 4.435,29 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.196,12 vanaf 28 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege haar bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Vestia te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] aan Vestia te betalen € 518,74 met ingang van de maand augustus 2022 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van Vestia tot vandaag vastgesteld op € 1.114,74;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
38671