ECLI:NL:RBROT:2022:6430

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
99/000869-37
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel van voorwaardelijke invrijheidsstelling in verband met ontbreken goedgekeurd verblijfsadres

In de zaak tegen de veroordeelde, geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde], heeft de rechtbank Rotterdam op 6 juli 2022 uitspraak gedaan over de vordering van het openbaar ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De veroordeelde, die gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, komt in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidsstelling op 14 juli 2022. Echter, het openbaar ministerie heeft verzocht om uitstel van deze invrijheidsstelling voor maximaal 90 dagen, omdat de veroordeelde momenteel niet beschikt over een goedgekeurd verblijfsadres. De rechtbank heeft de zaak op een openbare zitting behandeld, waarbij de officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.P. van der Eerden, aanwezig waren. De reclassering heeft een rapport over de situatie van de veroordeelde overgelegd, waaruit blijkt dat hij zich positief ontwikkelt, maar dat er nog geen goedgekeurd adres is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zijn best doet om een geschikt verblijfsadres te vinden en dat er mogelijkheden zijn voor begeleid wonen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidsstelling toe te wijzen voor een termijn van maximaal 90 dagen, met de voorwaarde dat de invrijheidsstelling kan ingaan zodra er een goedgekeurd verblijfsadres beschikbaar is.

Uitspraak

Rechtbank ROtterdam
Team straf 3
VI-zaaknummer: 99/000869-37
Datum uitspraak: 6 juli 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank in de zaak tegen de veroordeelde

[naam veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats veroordeelde] ( [geboorteland veroordeelde] ) op [geboortedatum veroordeelde] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

Opgelegde straf

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank
Rotterdam van 13 oktober 2020, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde komt in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling op 14 juli 2022.

Vordering

Op 13 juni 2022 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde voor de duur van maximaal 90 dagen. Als er voor de veroordeelde binnen die 90 dagen een goedgekeurd verblijfsadres beschikbaar is waar hij kan verblijven, dan behoeft de voorwaardelijke vrijheidsstelling geen verder uitstel.
Bij de vordering is overgelegd het rapport d.d. 25 mei 2022 van Reclassering Nederland, (hierna ook: de reclassering) en het VI advies d.d. 15 april 2022 van de inrichting waar de veroordeelde verblijft (hierna ook: VI advies).

Onderzoek van de zaak

Het onderzoek van de zaak heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
De officier van justitie mr. N. Linnenbank en de veroordeelde (via beeldverbinding aanwezig), bijgestaan door de raadsman, zijn gehoord. Voorts is gehoord [naam persoon 1] , als reclasseringswerker verbonden aan de reclassering. Daarnaast is gehoord de door de veroordeelde meegebrachte getuige [naam persoon 2] .
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Zij heeft gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling van de veroordeelde wordt uitgesteld voor de duur van 90 dagen, omdat de veroordeelde op dit moment niet beschikt over een goedgekeurd adres na voorwaardelijke invrijheidsstelling.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe is aangevoerd dat het de laatste tijd goed gaat met de veroordeelde. Hij werkt mee en doet zijn best binnen de inrichting. De voorwaardelijke invrijheidsstelling kan wel plaatsvinden nu – met het horen van de getuige op zitting – bevestigd kan worden dat er wel sprake is van een geschikt verblijfsadres voor de veroordeelde na voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de duur van het uitstel te beperken tot 1 maand, zodat de politie de tijd heeft om onderzoek te doen naar de antecedenten die naar voren komen op het door de veroordeelde opgegeven verblijfsadres.

Ontvankelijkheid

Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vordering, nu de vordering tijdig is ontvangen op de griffie van de rechtbank en de grond bevat waarop zij berust.

Beoordeling

De inrichting adviseert positief over het verlenen van voorwaardelijke invrijheidsstelling met als bijzondere voorwaarden;
  • een contactverbod met de 4 slachtoffers en de 2 mededaders,
  • een locatieverbod voor de gemeente Vlaardingen met elektronisch toezicht,
  • een verbod op het gebruik van verdovende middelen of alcohol en
  • het deelnemen aan een gedragsinterventie.
De veroordeelde heeft gedurende zijn detentie laten zien dat hij in staat is om te werken aan de verschillende leefgebieden. De veroordeelde is in april gepromoveerd naar het plusprogramma en is actief bezig met zijn re-integratiedoelen ter voorbereiding op zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling. Mede door plaatsing in het PPC en Covid-19 heeft de veroordeelde geen gelegenheid gekregen om deel te nemen aan de leefstijltraining en de COVA solo training. Desalniettemin staat de veroordeelde er nog steeds voor open om deze trainingen te volgen. De veroordeelde heeft deelgenomen aan de beroepskeuzetest en hij heeft de keuze gemaakt om een eigen bedrijf te willen starten. Tot die tijd kan hij bij het bedrijf van zijn vader werken. Verder heeft de veroordeelde al geruime tijd een betalingsregeling voor de schadevergoedingsmaatregel en komt hij deze ook correct na.
De reclassering adviseert uitstel van voorwaardelijke invrijheidsstelling en deze pas in te laten gaan op het moment dat de veroordeelde een goedgekeurd adres kan aanleveren of op het moment dat hij in een begeleide woonvorm geplaatst kan worden. Op dit moment beschikt de veroordeelde niet over een ander adres dan dat van zijn ouders. Dit adres bevindt zich echter in het gebied waarvoor een locatieverbod geldt. Voorts adviseert de reclassering aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling bijzondere voorwaarden te verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole, gedragsinterventie middelengebruik, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, een locatieverbod (met elektronische monitoring) en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding en een vast inkomen.
De reclasseringswerker heeft op de terechtzitting het rapport van de reclassering toegelicht en heeft daarbij verklaard dat zij in aanloop naar de zitting contact heeft gehad met 2 instellingen voor begeleid wonen. Naar verwachting is hier een wachttijd van ongeveer 3 maanden. De reclassering heeft een voorkeur voor begeleid wonen boven een ander verblijfsadres, omdat er dan tevens praktische zaken voor de veroordeelde worden geregeld.
De door de verdediging meegebrachte getuige heeft ter terechtzitting onder andere verklaard dat hij nog nooit met politie of justitie in aanraking is gekomen. Een derde heeft zich ingeschreven op zijn adres en gebruikt dit als postadres. De getuige vermoedt dat dit de antecedenten op zijn adres verklaart. Hij is bereid deze persoon te laten uitschrijven op zijn adres.
De rechtbank stelt vast dat het VI advies van de inrichting en het rapport van de reclassering niet met elkaar overeenkomen, in die zin dat de inrichting positief adviseert ondanks het negatieve advies over het verblijfsadres.
Op basis van hetgeen ter terechtzitting is besproken heeft de rechtbank de indruk gekregen dat de veroordeelde zijn best geeft gedaan om voor voorwaardelijke invrijheidsstelling in aanmerking te komen en de nodige inspanningen heeft verricht om een verblijfsadres na voorwaardelijke invrijheidsstelling op orde te krijgen. Het is van belang dat er een passend verblijfsadres is voor de veroordeelde na voorwaardelijke invrijheidsstelling. De politie heeft een negatief advies gegeven over het door de veroordeelde opgegeven adres. Met de informatie die de rechtbank heeft gekregen is het lastig om te onderzoeken waar dit negatieve advies op is gebaseerd. De officier van justitie heeft in eerste instantie alleen 90 dagen uitstel gevorderd. De rechtbank begrijpt de vordering na de behandeling ter zitting zo dat voorwaardelijke invrijheidstelling binnen 90 dagen mogelijk is indien er een goedgekeurde verblijfsplaats is voor de veroordeelde.
Gelet op het vorenstaande zal de vordering worden toegewezen voor de duur van maximaal 90 dagen, en begrijpt de rechtbank dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling kan ingaan zodra de veroordeelde kan beschikken over passende en goedgekeurde huisvesting.

BeslissingDe rechtbank:

wijst toe de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
bepaalt dat de voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt uitgesteld met een termijn van maximaal
90 dagen, onder de voorwaarde als hiervoor vermeld.
Deze beslissing is genomen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en G. Alagahgi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.