ECLI:NL:RBROT:2022:6431

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
10/080064-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en munitie met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 20 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 29 maart 2022 in Rotterdam een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. K.T. Kan. De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het wapen en de munitie had bekend. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een automatisch vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de samenleving met zich meebrengt en dat de verdachte geen geloofwaardige verklaring had gegeven voor het bezit van het wapen. De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie onttrokken moesten worden aan het verkeer, gezien de strijdigheid met de wet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/080064-22
Datum uitspraak: 20 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. K.T. Kan, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan dagbesteding, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 29 maart 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2 en onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren en dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een (opvouwbaar) vuurwapen van het merk Ceska, type model Vz 61 (Cz Vz 61 Scorpion) met kaliber 7.65 mm, en voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 10 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op de openbare weg begeven met een automatisch vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is. Tevens heeft de verdachte voor dat vuurwapen geschikte munitie voorhanden gehad. De verdachte heeft hier geen geloofwaardige verklaring voor gegeven en laat zich kennelijk in met anderen die zich in het criminele circuit bevinden. De verklaring ter zitting dat het wapen en de munitie in een rugzak zaten die de verdachte had gevonden, acht de rechtbank zonder nadere onderbouwing en gelet op het tijdstip waarop de verdachte deze verklaring geeft – voor het eerst ter zitting – niet geloofwaardig.
Al in het algemeen leveren vuurwapens in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het schieten met een vuurwapen heeft dikwijls ernstig letsel of de dood tot gevolg. Het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst van degenen die ermee geconfronteerd worden, en voedt daardoor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het bezit van een gebruiksklaar automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie is dan ook onaanvaardbaar en dient zwaar bestraft te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 30 juni 2022. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
Het sociale netwerk van betrokkene is problematisch en heeft een negatieve invloed op het recidiverisico. Daarnaast is sprake van alcoholgebruik, impulsief en crimineel gedrag en is sprake van een beperkte en afhankelijke coping, ingegeven door een verstandelijke beperking. Het ontbreken van huisvesting en een routinematige dagbesteding houden probleemgedrag in stand. Er is sprake van onmacht en er zou
outreachendehulpverlening moeten worden ingezet. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan dagbesteding. Tevens wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Gelet op de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat daar geen aanleiding voor bestaat.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de reclassering is geadviseerd en door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden te bevelen. Gelet op de op te leggen straf en de detentieperiode is er geen sprake van een onmiddellijke dreiging die de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden rechtvaardigt.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen wapen en de munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet. Het bewezen verklaarde feit is met betrekking tot voornoemde voorwerpen begaan.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich binnen 14 dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering van het Leger des Heils te Rotterdam, gevestigd aan de Triathlonstraat 3. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich diagnosticeren en behandelen door de Waag Rijnmond, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk na aanvang van het toezicht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij herhaalde afwezigheid van alcoholabstinentie of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instelling een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal 7 weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
3. de veroordeelde verblijft binnen een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen, zodra de reclassering een plaatsing heeft weten te realiseren. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde gebruikt gedurende twaalf maanden aansluitend op het vonnis geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Bij het uitblijven van alcoholabstinentie wordt gekeken naar passende (verplichte) verslavingsinterventies;
5. de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6. de veroordeelde werkt mee aan dagbesteding, dan wel via een programma dat hiervoor is opgesteld binnen het beschermd wonen, dan wel via een indicatie hiervoor van de reclassering.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: (1) automatisch vuurwapen Ceska Scorpion Vz 61; (2) patroonhouder behorende bij het automatisch vuurwapen Ceska Scorpion Vz 61 en (3) 10 stuks munitie (kogelpatronen) 7.65 MM.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
En mrs. J.J. Klomp en G. Alagahgi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 maart 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2 en/of onder 3 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, geschikt om automatisch te vuren en/of een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een (opvouwbaar) vuurwapen van het merk Ceska, type model Vz 61 (Cz Vz 61 Scorpion) met kaliber 7.65 mm, en/of(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten 10 kogelpatronen, kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;