ECLI:NL:RBROT:2022:6434
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2022 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 23 februari 2022, waarin zijn verzoek om herziening niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar de rechtbank oordeelde dat het verzet niet inhoudelijk kon worden behandeld. De opposant had te laat verzet ingesteld, aangezien het verzetschrift pas op 11 april 2022 was ingediend, terwijl de termijn voor indiening op 8 april 2022 was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verschoonbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de opposant geen gronden van verzet heeft aangevoerd die de niet-ontvankelijkheid van zijn verzoek zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank heeft de argumenten van de opposant, waaronder beschuldigingen van ambtsmisdrijven en onrechtmatig handelen, niet als voldoende geacht om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet niet-ontvankelijk is en dat de eerdere uitspraak van 23 februari 2022 in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.