ECLI:NL:RBROT:2022:6456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
FT EA 22/475 en FT EA 22/476
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratorium en hervatting van huurbetalingen in het kader van schuldsanering

In deze zaak heeft verzoekster op 31 mei 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van ontruiming van haar huurwoning, nadat de rechtbank Rotterdam op 8 april 2022 een vonnis had uitgesproken tot ontruiming. Tijdens de zitting op 2 juni 2022 was verweerster, die de ontruiming had aangevraagd, niet aanwezig. Verzoekster heeft sinds 25 april 2022 een fulltime baan bij Amazon en heeft haar huurbetalingen hervat. Daarnaast is er budgetbeheer opgestart om haar financiële situatie te stabiliseren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie voor verzoekster, wat aanleiding gaf om het moratorium toe te wijzen. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster zwaarder laten wegen dan die van verweerster, en heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar huurbetalingen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1] - [nummer 2]
uitspraakdatum: 9 juni 2022
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 31 mei 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 31 mei 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 2 juni 2022.
Ter zitting van 2 juni 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
[verweerster] , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster is vanaf 25 april 2022 werkzaam bij Amazon. Zij heeft een contract voor de duur van een jaar voor 40 uur per week. Met deze inkomsten zal zij de vaste lasten kunnen voldoen. Budgetbeheer zal op korte termijn worden opgestart en schuldhulpverlening zal tot die tijd controleren of verzoekster zelf haar huur betaalt door het opvragen van betaalbewijzen. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat zij verwacht dat het minnelijk traject binnen zes maanden afgerond kan zijn.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 25 mei 2022 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 1 juni 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 8 april 2022 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft vanaf april 2022 de huurbetalingen hervat en zij heeft thans voldoende inkomsten om de huur te blijven voldoen. Verzoekster werkt immers vanaf 25 april 2022 fulltime bij Amazon. Bovendien heeft schuldhulpverlening ter zitting verklaard dat budgetbeheer zal worden opgestart en dat zij tot die tijd betaalbewijzen van de huur zullen opvragen bij verzoekster. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 8 april 2022 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan de [adres] te Rotterdam, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.