ECLI:NL:RBROT:2022:6458
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw en eerdere veroordelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoekster op 7 april 2022. Verzoekster, die niet ter zitting verscheen, heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 411.784,69 en ontvangt een Participatiewet-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster eerder is veroordeeld wegens zorgfraude en dat er aanwijzingen zijn dat zij opnieuw betrokken is bij frauduleuze activiteiten. Een schuldeiser heeft aangevoerd dat verzoekster een nieuwe zorginstelling heeft opgericht, wat aanleiding geeft tot hernieuwde verdenkingen van fraude.
De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de aard en omvang van de vorderingen, het gedrag van verzoekster en de omstandigheden waaronder de schulden zijn ontstaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster geen inspanningen heeft geleverd om haar schulden af te lossen en dat zij geen behandelingen heeft ondergaan om haar problemen aan te pakken.
Gelet op deze bevindingen heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de afwijzing niet alleen is gebaseerd op de eerdere veroordelingen, maar ook op het gebrek aan goede trouw en de afwezigheid van verzoekster tijdens de zitting. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken, en verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.