In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2022 een beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan terminale COPD en die ondanks zijn slechte gezondheid blijft roken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het roken van sigaretten een ernstig nadeel vormt in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank oordeelt dat de fysieke toestand van de betrokkene, die recentelijk twee keer op de IC is opgenomen, en de risico's van het roken, een voortzetting van de crisismaatregel rechtvaardigen. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij de nadruk ligt op het beperken van het aantal sigaretten dat de betrokkene rookt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verplichte zorg beperkt moet blijven tot het roken, en andere door de officier verzochte maatregelen zijn niet noodzakelijk geacht. De machtiging is geldig tot en met 12 augustus 2022.