In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 juli 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, die loopt tot 13 oktober 2022. De aanleiding voor deze beslissing zijn ernstige zorgen over de veiligheid van [naam kind] in de thuissituatie bij haar vader, waar escalaties hebben plaatsgevonden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geconstateerd dat [naam kind] blauwe plekken vertoonde, waarvan zij aangaf dat deze door haar vader waren veroorzaakt. De vader heeft tot op heden het contact met de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) afgehouden, waardoor er onvoldoende zicht is op de thuissituatie.
Tijdens de zitting is [naam kind] apart gehoord, en is de vader bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.P. van Elswijk. De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad, waarbij de veiligheid van [naam kind] voorop staat. De vader heeft verweer gevoerd en aangegeven dat hij het beter vindt dat [naam kind] bij haar tante gaat wonen zodra deze terug is van vakantie. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de veiligheid van [naam kind] in de thuissituatie nog niet kan worden gegarandeerd en dat het in haar belang is om bij haar oma te verblijven.
De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en verklaard dat deze uitvoerbaar is bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 augustus 2022.