Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mw. [persoon B] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een gedwongen schuldregeling, ingediend door verzoeker, die in financiële problemen verkeert. Verzoeker had op 11 april 2022 een verzoek ingediend om een schuldsaneringsregeling toe te passen, waarbij hij een akkoord had aangeboden aan zijn schuldeisers. Echter, één van de schuldeisers, [persoon A], weigerde in te stemmen met deze regeling, wat leidde tot het verzoek om haar te bevelen tot instemming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [persoon A] een aanzienlijk aandeel heeft in de totale schuldenlast van verzoeker, en dat haar belangen bij de weigering van de schuldregeling zwaarwegend zijn. De rechtbank overwoog dat het aanbod van verzoeker niet goed gedocumenteerd was en dat er nieuwe vorderingen waren die niet in het oorspronkelijke verzoek waren meegenomen. Dit leidde tot de conclusie dat de andere schuldeisers benadeeld zouden worden door de instemming met de regeling.
Verzoeker heeft betoogd dat hij al het mogelijke heeft gedaan om een acceptabel percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij zich maximaal inspande om zijn schulden af te lossen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van [persoon A] zwaarder wegen dan die van verzoeker en de overige schuldeisers, en wees het verzoek om [persoon A] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling af. De rechtbank zal in een aparte beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.