ECLI:NL:RBROT:2022:6551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
ROT 21/1375
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Parkeerbelasting en de geldigheid van parkeervergunningen in sectoren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, die een tijdelijke parkeervergunning had, ontving op 24 december 2020 een naheffingsaanslag van € 66,26, bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 12 maart 2021 ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 1 juli 2022 is eiseres niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto van eiseres op 14 december 2020 geparkeerd stond zonder dat aan de betaalplicht was voldaan. Eiseres stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was, omdat haar een tijdelijke parkeervergunning was toegekend. De verweerder betwistte dit en stelde dat de vergunning niet geldig was voor de parkeersector waar de auto geparkeerd stond.

De rechtbank overwoog dat de parkeervergunning van eiseres alleen geldig was in parkeersector 61, terwijl de auto geparkeerd stond in parkeersector 650. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had voldaan aan haar onderzoeksplicht en dat zij op de hoogte had kunnen zijn van de geldigheid van haar parkeervergunning. Aangezien eiseres niet beschikte over een geldige vergunning voor de parkeerlocatie, werd de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/1375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. P. van Hattem.

Procesverloop

Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 24 december 2020 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 66,26, bestaande uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 64,50 aan kosten naheffing (vorderingsnummer [nummer]).
Bij uitspraak op bezwaar van 12 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beschikking en de aanslag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2022.
Eiseres is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 14 december 2020 om 10:30 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat de auto van eiseres (kenteken [kentekennummer]) stond geparkeerd op locatie Boerschaplaan te Rotterdam zonder dat er aan de betaalplicht is voldaan.
2. Eiseres heeft gesteld dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd omdat haar op 14 december 2020 een tijdelijke parkeervergunning was toegekend.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan eiseres terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd voor het op voormelde datum en tijdstip parkeren van haar auto op de Boerschaplaan te Rotterdam. De aan eiseres toegekende parkeervergunning doet hier niets aan af. Deze parkeervergunning geldt namelijk voor een andere parkeersector (parkeersector 61) dan die waar de auto eiseres geparkeerd stond (in parkeersector 650).
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Door eiseres wordt niet betwist en dus is niet in geschil, dat Rotterdam voor het betaald parkeren in parkeersectoren is verdeeld. Ook is niet in geschil dat eiseres vanaf 14 december 2020 voor het voertuig met kentekennummer [kentekennummer] beschikte over een tijdelijke parkeervergunning om te mogen parkeren in de parkeersector 61. Parkeervergunningen zijn alleen geldig in straten die behoren tot de sector waarvoor de vergunning is verleend. Op de ontvanger van een parkeervergunning rust ter zake een onderzoeksplicht. Eiseres heeft daar volgens de rechtbank niet aan voldaan. In de begeleidende brief die eiseres heeft gekregen bij de toekenning van de parkeervergunning staat een overzicht van alle straten genoemd die binnen parkeersector 61 vallen (onder het kopje ‘Sector 61 bestaat uit de volgende straten met parkeerplaatsen’). In dit overzicht wordt niet de straat Boerschaplaan genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank had eiseres op de hoogte kunnen en moeten zijn van de straten waarvoor zijn parkeervergunning geldig was.
Daarbij kon eiseres op het internet eenvoudig nagegaan welke straten tot haar parkeersector behoren. Ook staat op parkeerautomaten in de onderscheiden parkeersectoren het bijbehorende nummer vermeld. Het komt derhalve voor het risico van eiseres dat zij kennelijk niet wist op welke straten zij met haar parkeervergunning mocht parkeren. Nu niet is gebleken dat eiseres beschikte over een geldige parkeervergunning voor de plaats waar zij parkeerde is de naheffing terecht opgelegd.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Tchang, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2022.
Rechter Griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).