In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven sinds juli 2020 bij de grootouders vaderszijde, en de kinderrechter oordeelt dat het niet in het belang van de kinderen is om hen nu bij (één van) de ouders te plaatsen, vooruitlopend op de resultaten van een perspectiefonderzoek. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 26 juli 2022. De ouders hebben verschillende standpunten ingenomen; de moeder verzet zich tegen de verlenging, terwijl de vader en de grootouders het verzoek steunen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sinds de vorige zitting weinig vooruitgang is geboekt en dat de kinderen zich goed ontwikkelen bij de grootouders. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, omdat het noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 3 mei 2022.