ECLI:NL:RBROT:2022:6595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/636566 / JE RK 22-845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen na overlijden van de vader en zorgen over de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 mei 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor vier kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4], die na het plotselinge overlijden van hun vader in een pleeggezin verblijven. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft de kinderen al lange tijd niet gezien en er zijn zorgen over haar mogelijke drugsgebruik en alcoholconsumptie. De kinderen zijn recent geconfronteerd met het verlies van hun vader, wat hun situatie extra kwetsbaar maakt. De GI heeft het verzoek tot uithuisplaatsing ingediend, omdat het in het belang van de kinderen is om niet bij de moeder te wonen, gezien de zorgen over haar zorgcapaciteiten en de noodzaak voor traumabehandeling van de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld door belanghebbenden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/636566 / JE RK 22-845
datum uitspraak: 2 mei 2022

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2010 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2012 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],

[naam kind 3],

geboren op [geboortedatum kind 3] 2014 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3],

[naam kind 4],

geboren op [geboortedatum kind 4] 2016 te [geboorteplaats kind 4], hierna te noemen [naam kind 4].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de beschikking van deze rechtbank van 11 april 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.

Op 22 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord is een vertegenwoordigster van de GI, [naam].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] verblijven in een pleeggezin.
Bij beschikking van 26 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] verlengd tot [geboortedatum kind 4] 2022.
Bij beschikking van 11 april 2022 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, voor de duur van vier weken. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

Thans dient te worden beslist op het resterende deel van het verzoek van de GI betreffende de uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4]. De GI heeft het verzoek ter zitting gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderen verblijven momenteel met elkaar in een pleeggezin en de moeder is daarvan op de hoogte.

Het standpunt van de GI

De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. De kinderen waren woonachtig bij de vader, maar de vader is plotseling overleden. Het gezag over de kinderen berust nu bij de moeder. [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] hebben de moeder al lange tijd niet gesproken of gezien. Dat wilden de kinderen zelf ook niet. De moeder heeft een keer per week begeleid bezoek met [naam kind 4]. Over de thuissituatie bij de moeder zijn al lange tijd zorgen, met name over haar (mogelijke) drugsgebruik en haar alcoholconsumptie. Daarnaast zijn er zorgen over de daadwerkelijke uitoefening van het gezag nu de vader is komen te overlijden, omdat de moeder daar al jaren geen uitvoering aan heeft gegeven. Het is nu niet in het belang van de kinderen om ze bij de moeder te plaatsen. Er zal eerst moeten worden gewerkt aan contactherstel. Bovendien zal de focus in eerste instantie liggen op de traumabehandeling van de kinderen. De kinderen verblijven op dit moment in een pleeggezin waar ze voorlopig ook kunnen blijven. Binnen het netwerk zijn er geen opties om de kinderen op te vangen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een zeer tragische situatie. De kinderen zijn in de afgelopen dagen geconfronteerd met een groot verdriet doordat ze hun vader op plotselinge wijze en in hun bijzijn hebben moeten verliezen. De zorgen over het mogelijke drugsgebruik bij de moeder en het feit dat de oudste drie kinderen de moeder al jaren niet hebben gezien, maakt dat het op dit moment niet in het belang van de kinderen is om bij de moeder te gaan wonen. Het is fijn dat er een pleeggezin is gevonden waar de kinderen kunnen blijven zolang dat nodig is en dat er een toegewijde jeugdbeschermer bij het gezin betrokken is. In de komende periode kan gefocust worden op het verwerken van de gebeurtenissen bij de kinderen en kan onderzocht worden welke hulpverlening eventueel nog noodzakelijk is.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2], [naam kind 3] en [naam kind 4] in een voorziening voor pleegzorg, met ingang van 2 mei 2022 tot [geboortedatum kind 4] 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is schriftelijk gegeven op 2 mei 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. den Breejen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.