ECLI:NL:RBROT:2022:6607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/626355 / JE RK 21-2607 en C/10/634521 / JE RK 22-514
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging van verblijf en omgangsregeling voor minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 juni 2022, wordt toestemming verleend voor de wijziging van het verblijf van de minderjarige [voornaam minderjarige] van de pleegouders naar de moeder. De kinderrechter oordeelt dat de moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, voldoende in staat is om voor [voornaam minderjarige] te zorgen, mede gezien de positieve ontwikkeling die zij heeft doorgemaakt. De minderjarige verblijft momenteel deels bij de pleegouders en deels bij de moeder en stiefvader. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de pleegouders, die [voornaam minderjarige] jarenlang hebben verzorgd, een belangrijke rol in zijn leven spelen, maar dat het in het belang van de minderjarige is om ook de band met de moeder te herstellen.

De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor deeltijd pleegzorg, waarbij [voornaam minderjarige] bij de moeder zal wonen en er een omgangsregeling zal gelden. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI gehonoreerd, met inachtneming van de noodzaak om de situatie van [voornaam minderjarige] te monitoren. De omgangsregeling houdt in dat [voornaam minderjarige] eenmaal per twee weken een weekend bij de pleegouders verblijft. De kinderrechter benadrukt het belang van een goede communicatie tussen de betrokken partijen om spanningen te voorkomen en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] is verlengd tot 27 november 2022. De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken in het belang van [voornaam minderjarige] en om afspraken te maken over de omgang en zorgverdeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummers: C/10/626355 / JE RK 21-2607 en C/10/634521 / JE RK 22-514
Datum uitspraak: 17 juni 2022

Beschikking van de kinderrechter over toestemming wijziging verblijf

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2014 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. van der Stel, kantoorhoudende te Schiedam,

[naam pleegvader] ,

hierna te noemen: de pleegvader, wonende te [woonplaats] ,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 2 maart 2022;
- de briefrapportage met bijlage van de GI van 29 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 5 april 2022;
- de briefrapportage met bijlage van de GI van 10 juni 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 17 juni 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. van der Stel;
- de pleegmoeder;
- dhr. [persoon A] , de stiefvader, als informant;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam- Dordrecht, dhr. [naam vertegenwoordiger] ;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] en mw. [naam veretgenwoordigster] .
De pleegvader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft deels bij de pleegouders (de grootouders moederszijde) en deels bij de moeder en de stiefvader.
Bij beschikking van 27 november 2017 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 27 juni 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 januari 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verlengd tot 27 juni 2022.

Het aangehouden verzoek (C/10/626355)

De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Hiervan resteert de periode tot 27 november 2022.
De GI heeft bij brief van 18 januari 2022 het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor deeltijd pleegzorg, in die zin dat [voornaam minderjarige] bij de moeder zal wonen en er een (omgangs-)regeling zal gelden waarbij [voornaam minderjarige] eenmaal in de twee weken één weekend (van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school) bij de pleegouders verblijft.

Het verzoek (C/10/634521)

De GI verzoekt op grond van artikel 1:265i van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] van de pleegouders naar de moeder met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft de verzoeken tijdens de mondelinge behandeling en licht deze als volgt toe. De situatie is niet veranderd ten opzichte van de vorige zitting. [voornaam minderjarige] verblijft nog steeds van zondagochtend tot en met woensdag na school bij de moeder en vervolgens tot zondagochtend bij de pleegouders. Het ouderschapsplan en de gemaakte afspraken worden door de pleegouders en de moeder en stiefvader nagekomen. Tijdens het evalueren van het ouderschapsplan is merkbaar dat er andere zaken binnen de familiesfeer spelen. De onderlinge communicatie en emotionele binding kunnen tot conflicten leiden. [voornaam minderjarige] heeft het bij de moeder en de stiefvader enerzijds en bij de pleegouders anderzijds goed naar zijn zin. Dit maakt dat de GI blijft bij haar verzoek tot wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] naar de moeder. De GI ziet de positieve ontwikkeling van de moeder, waardoor zij de hoofdopvoeder van [voornaam minderjarige] kan worden. Tegelijkertijd is van belang dat de goede band die [voornaam minderjarige] ervaart met de pleegouders geborgd wordt. Het voorstel voor een omgangsregeling waarin [voornaam minderjarige] eens in de twee weken bij de pleegouders verblijft is weliswaar minimaal, maar in onderling overleg kan dit uitgebreid worden. In gesprek met de moeder heeft zij kenbaar gemaakt in te stemmen met bijvoorbeeld een extra woensdag naar de pleegouders als [voornaam minderjarige] hieraan behoefte heeft. De mening van de pleegouders over het verzoek is bij de GI bekend, namelijk dat een thuisplaatsing bij de moeder niet in het belang van [voornaam minderjarige] is, dan wel dat een plaatsing bij de moeder in een rustig tempo dient te verlopen. [voornaam minderjarige] begrijpt de huidige situatie goed. Een verandering van de situatie, zoals een thuisplaatsing bij de moeder, veroorzaakt stress en met het voorstel van de GI wordt dit (slechts) een momentopname in plaats van een periode. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om de situatie, ook na de thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] , te kunnen monitoren.

De standpunten

De Raad brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat de pleegouders een groot compliment verdienen aangezien zij [voornaam minderjarige] de steun geboden hebben die hij nodig heeft (gehad). Ook de moeder verdient een groot compliment voor haar inzet en positieve ontwikkeling van de afgelopen periode. De moeder en de pleegouders zijn voor [voornaam minderjarige] zeer belangrijk en van hem kan niet worden verwacht om een keuze te maken tussen hen. De Raad heeft onderzoek gedaan en adviseert een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder én het behouden van de band die hij met de pleegouders ervaart. De spanning tussen de moeder en de stiefvader enerzijds en de pleegouders anderzijds is merkbaar. De Raad geeft het netwerk van [voornaam minderjarige] mee ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige] de boodschap krijgt dat terugplaatsing bij de moeder het beste voor hem is, maar dat hij het daarnaast leuk mag vinden om naar de pleegouders toe te gaan.
De moeder brengt, mede bij monde van haar advocaat, het volgende naar voren. Ten aanzien van de ondertoezichtstelling is het verzoek om deze te verlengen voor maximaal twee maanden, zodat in deze periode gekeken kan worden naar de omgangsregeling. De communicatie van de moeder en de stiefvader met de pleegouders verloopt moeizaam, waardoor basisafspraken over onder andere de verdeling van de vakanties van belang zijn. De moeder is bereid om eventueel buiten de voorgestelde omgangsregeling in te stemmen met een aanvullend omgangsmoment bij de pleegouders. Een continue verlenging van de ondertoezichtstelling is niet zinvol nu de moeder en stiefvader hebben laten zien dat zij in staat zijn voor [voornaam minderjarige] te zorgen. Vorige zomer is een positieve trend ingezet. De moeder en [voornaam minderjarige] (en het halfzusje) hebben het recht om met elkaar op te groeien. Alle betrokken instanties zijn van mening dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de moeder ligt. Het verzoek is daarom om de machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders af te wijzen.
De pleegmoeder brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat [voornaam minderjarige] inmiddels zes en een half jaar bij de pleegouders woont. Een terugplaatsing bij de moeder gaat niet. [voornaam minderjarige] vertelt verschillende dingen over de thuissituatie van de moeder en de stiefvader, waardoor de pleegmoeder aan hem merkt dat er spanningen zijn. De moeder heeft nog niet al haar zaken op orde om volledig de zorg voor [voornaam minderjarige] op zich te kunnen nemen. De voorgestelde omgangsregeling van eenmaal per veertien dagen bij de pleegouders verblijven, is absurd weinig nadat hij zo’n lange tijd bij de pleegouders heeft verbleven. De pleegmoeder betreurt het hoe het onderzoek naar het perspectief van [voornaam minderjarige] is verlopen. Het gedane onderzoek door Horizon heeft nog geen half jaar geduurd, er is geen contact onderhouden met de pleegouders en de stukken worden pas laat ontvangen. De pleegmoeder verzoekt in het belang van [voornaam minderjarige] om het verblijf bij de pleegouders niet te beëindigen.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met het zaaknummer C/10/634521 / JE RK 22-514
Op grond van artikel 1:265i BW behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van de minderjarige die ten minste een jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn gezin. De toestemming wordt door de kinderrechter op verzoek van de GI verleend en slechts afgewezen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De kinderrechter stelt vast dat [voornaam minderjarige] gedurende meerdere jaren door de pleegouders wordt opgevoed en verzorgd. Om [voornaam minderjarige] helderheid te kunnen geven over zijn perspectief, heeft de GI de Raad in november 2020 verzocht een onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. Vanwege de positieve ontwikkeling van de moeder, zag de Raad – ondanks de lange periode dat [voornaam minderjarige] bij de pleegouders/grootouders verblijft – mogelijkheden voor een thuisplaatsing bij de moeder. De Raad gaf de GI vervolgens mee dat zij gedurende een jaar diende te onderzoeken of een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] in zijn belang zou zijn en welke verdeling van de opvoedtaken met de pleegouders denkbaar zou zijn. Om meer zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder en daarmee de haalbaarheid van een terugplaatsing, is de bedoeling geweest om video-interactie-begeleiding in te zetten. Om verschillende redenen is deze vorm van hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen, waarna het traject Gezin Totaal van Horizon is ingezet. Dit traject is per 1 mei 2022 positief afgerond. Gezien is dat het de moeder lukt [voornaam minderjarige] structuur te bieden en hem te voorzien in zijn opvoedbehoeften. De GI heeft de omgang nadien zodanig uitgebreid dat op dit moment sprake is van een gelijke verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en stiefvader enerzijds en de pleegouders anderzijds. Niet is gebleken dat er zorgen bestaan over de verzorging van [voornaam minderjarige] door de moeder en evenmin zijn dergelijke signalen bijvoorbeeld op school waargenomen.
Gelet op het uitgangspunt dat de ouder van een minderjarige in beginsel verantwoordelijk is voor en recht heeft op het verzorgen en opvoeden van zijn kind, en nu de GI en de Raad van mening zijn dat de moeder hiertoe voldoende in staat is, zal de kinderrechter toestemming aan de GI verlenen voor wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige] van de pleegouders naar de moeder. De kinderrechter kan een dergelijk verzoek van de GI ook slechts afwijzen indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt, wat in dit geval niet aan de orde is. Daarnaast komt toestemming voor wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige] tegemoet aan het uitgangspunt dat (half)zusjes en -broertjes in beginsel het recht hebben om samen in gezinsverband op te groeien.
Opgemerkt dient te worden dat de pleegouders/grootouders jarenlang heel goed voor [voornaam minderjarige] hebben gezorgd. Hierdoor is hij opgegroeid tot een evenwichtige jongen die veel van zijn moeder én veel van zijn grootouders houdt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder en pleegouders met elkaar al afspraken hebben gemaakt over de aanstaande zomervakantie. Ook hieruit blijkt dat de moeder en de pleegouders het beste met [voornaam minderjarige] voor hebben en afspraken met elkaar kunnen maken die in het belang van [voornaam minderjarige] zijn; dit valt zeer te prijzen en is heel belangrijk voor [voornaam minderjarige] .
De afspraken zijn dat [voornaam minderjarige] van 18 juli tot en met 9 augustus 2022 met de pleegouders op vakantie zal zijn. Om de plaatsing bij de moeder voor [voornaam minderjarige] zo rustig mogelijk te laten verlopen en om het ritme van [voornaam minderjarige] zo min mogelijk te doorbreken, verleent de kinderrechter daarom toestemming voor wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige] van de pleegouders naar de moeder
per 10 augustus 2022.
Ten aanzien van het verzoek met het zaaknummer C/10/626355 / JE RK 21-2607
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is met name gelegen in het niet altijd soepele verloop van de communicatie tussen de moeder en de stiefvader enerzijds en de pleegouders anderzijds. Met name sinds gesproken wordt over de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder, zijn de onderlinge verhoudingen onder druk komen te staan. Voorkomen moet worden dat [voornaam minderjarige] deze spanningen mee krijgt en in een loyaliteitsconflict belandt. Van belang is dat de moeder, stiefvader en pleegouders met elkaar een situatie creëren waarin [voornaam minderjarige] toestemming ervaart om onbelast contact te kunnen hebben met de mensen die belangrijk voor hem zijn. Om de partijen houvast te geven, zal de kinderrechter – zoals door de GI verzocht – een machtiging tot uithuisplaatsing voor deeltijd-pleegzorg afgeven, inhoudende dat [voornaam minderjarige] in ieder geval een minimale periode per twee weken bij de pleegouders zal verblijven. Deze minimale periode geldt als ondergrens. In onderling overleg dienen partijen hier verder vorm aan te geven, in het belang van [voornaam minderjarige] , en eventueel verdere afspraken over bijvoorbeeld de vakantieperiodes te maken. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en verlening van een machtiging voor deeltijd-pleegzorg is noodzakelijk om deze voor iedereen nieuwe situatie vast te leggen, te monitoren en de partijen de ondersteuning en begeleiding te bieden die zij nodig hebben.
Mocht verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf 27 november 2022 niet langer nodig zijn, dan zal de voornoemde deeltijd-pleegzorgregeling gelden als (minimale) omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de grootouders/pleegouders.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 27 november 2022;
verleent de gecertificeerde instelling toestemming tot wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] naar de moeder met ingang van 10 augustus 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders voor de duur van de ondertoezichtstelling c.q. stelt een omgangsregeling vast, inhoudende dat [voornaam minderjarige] met ingang van 26 augustus 2022 eenmaal per twee weken een weekend van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij de pleegouders verblijft;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2022 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 11 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.