ECLI:NL:RBROT:2022:6608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/630961 / JE RK 21-3394
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 28 juni 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2009. De ouders van [voornaam minderjarige] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit. De minderjarige verblijft momenteel in een gezinshuis, waar hij goed gedijt. De kinderrechter heeft eerder op 21 januari 2022 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 2 februari 2023, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing tot 2 augustus 2022. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar, maar de kinderrechter heeft besloten om deze te verlengen tot de einddatum van de ondertoezichtstelling.

Tijdens de zitting was de vader van [voornaam minderjarige] aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen. De vader steunt het verzoek van de GI en bevestigt dat [voornaam minderjarige] het goed heeft in het gezinshuis. De kinderrechter heeft de situatie van [voornaam minderjarige] beoordeeld en geconcludeerd dat het in zijn belang is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, gezien de problematische situatie met de moeder en het positieve perspectief in het gezinshuis. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. De beschikking is schriftelijk vastgesteld op 13 juli 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/630961 / JE RK 21-3394
Datum uitspraak: 28 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling LEGER DES HEILS JEUGDZORG EN RECLASSERING, gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 januari 2022 en de
daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 17 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 22 juni 2022.
Op 28 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam vertegenwoordiger] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.
[voornaam minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij een gezinshuis.
Bij beschikking van 21 januari 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
2 februari 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot
2 augustus 2022. Het overig verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft (oorspronkelijk) verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van één jaar. Nu resteert nog de periode tot 2 februari 2023.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. Het gezinshuis is een positieve plek voor [voornaam minderjarige] . De gezinshuisouders hebben het beste met hem voor. Er wordt gekeken of het beter voor [voornaam minderjarige] is om naar een andere school te gaan, aangezien de gezinshuisouders niet achter de manier staan waarop school met [voornaam minderjarige] omgaat. Het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder verloopt helaas niet goed. De jeugdbeschermer heeft wel contact met haar en met haar zus. Het contact tussen [voornaam minderjarige] en de vader is goed.
Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt volgens de jeugdbeschermer in het gezinshuis, en niet bij één van de ouders.

Het standpunt van de belanghebbende

De vader heeft ter zitting geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De vader geeft aan dat [voornaam minderjarige] het erg naar zijn zin heeft in het gezinshuis. Hij kan goed opschieten met zijn ‘broertjes’ daar. [voornaam minderjarige] heeft ook veel vriendjes. De vader staat achter de gezinshuisouders. Vanwege de situatie met de moeder van [voornaam minderjarige] is het helaas niet mogelijk dat [voornaam minderjarige] bij vader komt wonen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en dat wat ter zitting is besproken zal de kinderrechter het - onweersproken - resterende deel van het verzoek van de GI toewijzen. Aan de gronden voor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt voldaan. Door de beschreven situatie kan [voornaam minderjarige] niet bij één van de ouders wonen. De machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 2 februari 2023.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 2 februari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 13 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.