ECLI:NL:RBROT:2022:6611

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/639349 / JE RK 22-1311
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing voor de duur van een jaar

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 7 juni 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, evenals de uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. [voornaam minderjarige] zelf was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al lange tijd ernstige zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige]. Er zijn meldingen van weglopen, escalaties in de thuissituatie en een gebrek aan schoolgang. De ouders hebben geprobeerd om [voornaam minderjarige] thuis te houden, maar de problematiek overstijgt hun mogelijkheden. De Raad en de gecertificeerde instelling hebben aangegeven dat specialistische hulp noodzakelijk is om de vicieuze cirkel te doorbreken en dat [voornaam minderjarige] meer zelfstandigheid moet ontwikkelen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twaalf maanden, ingaande op 28 juni 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/639349 / JE RK 22-1311
Datum uitspraak: 28 juni 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 7 juni 2022, ingekomen bij de
griffie op diezelfde datum;
- het gewijzigde rapport van de Raad van 7 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 14 juni 2022.
Op 28 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [naam vertegenwoordiger 1] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling jeugdbescherming
Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen: de GI, mw. [naam vertegenwoordiger 2] , als
informant.
Opgeroepen en niet verschenen is [voornaam minderjarige] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de crisisopvang van Timon.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden.
Tevens verzoekt de Raad de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twaalf maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht dit als volgt toe. De gedragsproblemen die [voornaam minderjarige] laat zien spelen al een langere tijd. Sinds 2019 zijn er vier meldingen gedaan bij het Crisis Interventie Team. Ook in de thuissituatie verloopt het niet goed en zijn er regelmatig escalaties. [voornaam minderjarige] is een meisje dat haar eigen koers bewandelt. Zij laat zelfbepalend gedrag zien en vindt school onbelangrijk. Daarnaast vertrekt zij wanneer zij wil en onttrekt zij zich aan gezag. Er wordt gekeken of [voornaam minderjarige] naar een Fasehuis kan. Zij moet hiervoor echter aan bepaalde voorwaarden voldoen. Op dit moment voldoet ze hier niet aan. [voornaam minderjarige] gaat ’s nachts weg en komt een aantal uren later terug. Het is dan onbekend waar zij is geweest. Daarnaast heeft zij geld gestolen op haar werk en is zij hierdoor ontslagen. De ouders hebben erg hun best gedaan om [voornaam minderjarige] thuis te houden maar deze problematiek overstijgt hun mogelijkheden. De Raad verwacht dat [voornaam minderjarige] niet meer terug naar huis kan en er moet worden ingezet op het creëren van meer zelfstandigheid bij haar.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. Er is sprake van een jarenlang patroon bij [voornaam minderjarige] in de thuissituatie. Eens in de zoveel tijd is er een escalatie waarbij [voornaam minderjarige] bepaald gedrag laat zien en de ouders hier op een bepaalde manier op reageren. Er is specialistische hulp nodig om deze vicieuze cirkel te doorbreken. MDFT kan passend zijn om de interactiepatronen in het gezin naar boven te krijgen en daarvoor handvatten te bieden. Onderzocht moet worden wat ervoor zorgt dat [voornaam minderjarige] dit gedrag laat zien en waarom ze bepaalde keuzes maakt. Daarnaast kan een IQ onderzoek of een PO voor [voornaam minderjarige] nuttig zijn. Er zijn een periode minder zorgen geweest waarin [voornaam minderjarige] luisterde naar haar ouders, maar in een korte tijd is het heftig geëscaleerd. De GI acht de kans klein – vanwege het gedrag van [voornaam minderjarige] – dat zij bij een fasehuis wordt toegelaten. De komende periode moet gewerkt worden aan de relatie tussen de ouders en [voornaam minderjarige] . Daarnaast moet worden ingezet op meer zelfstandigheid van [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder voert geen verweer tegen het verzoek van de Raad. De ouders willen [voornaam minderjarige] het liefst thuis hebben maar zij weten dat dit niet verstandig is. Het is aan [voornaam minderjarige] om zelfstandiger te worden en in te zien dat er in het leven bepaalde regels gelden. De moeder wil graag de kans benutten, nu [voornaam minderjarige] nog minderjarig is, om te kijken of er met hulpverlening vooruitgang kan worden geboekt.
De vader heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de moeder. [voornaam minderjarige] is altijd welkom bij de ouders thuis maar het gaat al een lange tijd niet goed met [voornaam minderjarige] . De vader hoopt dat door middel van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing [voornaam minderjarige] weer op het rechte pad belandt.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er al lange tijd ernstige zorgen bestaan over het gedrag van [voornaam minderjarige] . Er zijn tientallen meldingen van weglopen, wegsturen en escalaties in het gezin. [voornaam minderjarige] blijft soms nachten weg en is dan onbereikbaar. [voornaam minderjarige] is zelfbepalend, weigert mee te werken en gaat niet naar school. Verschillende hulpverlenende instanties zijn betrokken geweest, echter zonder het gewenste effect. De ouders hebben alles geprobeerd om de situatie te verbeteren maar het lukt niet om de jarenlange patronen te doorbreken. Op dit moment is het niet haalbaar om [voornaam minderjarige] thuis te laten wonen. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] inzicht krijgt in haar eigen problematiek, leert omgaan met regels en afspraken en oefent in haar zelfstandigheid. De nodige hulpverlening dient te worden ingezet en gecoördineerd door de jeugdbeschermer. Zowel de ouders als [voornaam minderjarige] zullen hieraan mee moeten werken. Daarnaast is het van belang dat door middel van onderzoek bepaald kan worden waar het problematische gedrag van [voornaam minderjarige] vandaan komt. Daarnaast moet het vertrouwen van de ouders in [voornaam minderjarige] worden hersteld. Wanneer [voornaam minderjarige] en de ouders er aan toe zijn om haar weer thuis te laten wonen, kan stapsgewijs teruggewerkt worden naar een thuisplaatsing. Mocht dat niet mogelijk blijken, dan dient geleidelijk toegewerkt te worden naar zelfstandigheid voor [voornaam minderjarige] .
Op basis van het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 28 juni 2022 tot 28 juni 2023;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 28 juni 2022 tot 28 juni 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2022 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Versteeg, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 13 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.