In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 7 juni 2022 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, evenals de uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. [voornaam minderjarige] zelf was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al lange tijd ernstige zorgen zijn over het gedrag van [voornaam minderjarige]. Er zijn meldingen van weglopen, escalaties in de thuissituatie en een gebrek aan schoolgang. De ouders hebben geprobeerd om [voornaam minderjarige] thuis te houden, maar de problematiek overstijgt hun mogelijkheden. De Raad en de gecertificeerde instelling hebben aangegeven dat specialistische hulp noodzakelijk is om de vicieuze cirkel te doorbreken en dat [voornaam minderjarige] meer zelfstandigheid moet ontwikkelen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van twaalf maanden, ingaande op 28 juni 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.