ECLI:NL:RBROT:2022:6616

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/628545 / JE RK 21-2975
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag over een minderjarige en benoeming van een voogd

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering betrokken waren. De moeder was niet aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] door de moeder wordt uitgeoefend, maar dat er ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De minderjarige heeft in het verleden in verschillende ziekenhuizen verbleven en vertoont ernstige achterstanden in zijn ontwikkeling, waaronder ondervoeding en gedragsproblematiek. De Raad heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige] om in onduidelijkheid te verkeren over zijn perspectief is verstreken en dat het in zijn belang is om op te groeien in het huidige pleeggezin. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat er snel een gezagsdrager beschikbaar is voor belangrijke beslissingen over de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/628545 / JE RK 21-2975
Datum uitspraak: 20 april 2022

Beschikking van de rechtbank over de gezagsbeëindiging

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2018 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de pleegouders,

hierna te noemen: de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 7 januari 2022 van de kinderrechter van deze rechtbank, met de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 20 april 2022 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] ;
- de pleegouders.
De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan een pleegzorgmedewerker,
mw. [naam pleegzorgmedewerker] .
De moeder is niet verschenen ter zitting.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Van 1 augustus 2020 tot 26 oktober 2020 heeft [voornaam minderjarige] in verschillende ziekenhuizen verbleven. Sinds mei 2021 verblijft hij bij de pleegouders.
Op 21 oktober 2020 is ten behoeve van [voornaam minderjarige] een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoedmachtiging uithuisplaatsing uitgesproken. Laatstelijk is bij beschikking van 7 januari 2022 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 13 mei 2022. Bij deze beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg eveneens verlengd tot 13 mei 2022.
De GI heeft zich bij brief van 1 juli 2021 bereid verklaard om de voogdij over [voornaam minderjarige] te aanvaarden.

Het (aangehouden) verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam minderjarige] te benoemen.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] dient op te groeien in het huidige pleeggezin. De moeder heeft ervoor gekozen om met haar vierde kind op Curaçao te gaan wonen. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] een gezaghebbend persoon heeft. Bovendien is het van belang dat het perspectief duidelijk wordt voor [voornaam minderjarige] . De aanvaardbare termijn, de periode waarin [voornaam minderjarige] in onzekerheid mag verkeren, is inmiddels voorbij. Tot slot merkt de Raad op dat de rechtbank Den Haag recent het gezag van de moeder over de jongste twee kinderen heeft beëindigd.

Het standpunt van de GI

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad onderschreven en zich aangesloten bij dat wat namens de Raad naar voren is gebracht. Desgevraagd staat de GI er zeker voor open om op termijn te bezien of de pleegouders met het gezag kunnen worden belast.

Het standpunt van de belanghebbenden

De pleegouders hebben ter zitting ingestemd met het verzoek van de Raad. De pleegouders vinden het een goed idee om het gezag eerst bij de GI neer te leggen, maar zij staan er ook voor open om op termijn zelf met het gezag over [voornaam minderjarige] te worden belast.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er ten tijde van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] zeer ernstige zorgen waren over zijn algehele ontwikkeling. Hij was op Curaçao, vanuit de situatie bij de moeder, ernstig ondervoed en verwaarloosd opgenomen in het ziekenhuis. Daar is geconstateerd dat hij bij een leeftijd van 2 jaar functioneerde op het niveau van de leeftijd van een baby van 6 maanden. Er was sprake van fysieke onderontwikkeling, gehoorverlies en een spraak- en taalachterstand. Tevens was er sprake van een ernstig voedingsprobleem zonder medische oorzaak. Bij [voornaam minderjarige] was verder sprake van gedragsproblematiek waarbij hij zich aan iedereen vastklampte en in paniek raakte wanneer hij alleen was.
Ook nu zijn er nog grote zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Er is nog steeds
sprake van een forse achterstand. De voeding blijft moeilijk, zijn gewicht en groei blijven achter waardoor hij nog bijvoeding krijgt. Er is sprake van een verstoorde hechting. De Raad ziet duidelijke signalen van traumatisering. Er lijkt sprake van dissociatie bij stress.
Voorts is gebleken dat de moeder [voornaam minderjarige] in augustus 2020 heeft achtergelaten in het ziekenhuis en met de stiefvader is vertrokken naar Nederland. Het ziekenhuis in Nederland, waar [voornaam minderjarige] vervolgens verbleef, heeft grote zorgen geuit over de beschikbaarheid, vaardigheden en leerbaarheid van de moeder en de stiefvader. De kraamzorg en vrouwenopvang hebben geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om, met intensieve begeleiding, de veiligheid en basale zorg te bieden aan [voornaam minderjarige] en zijn jongere broer en zus die nodig zijn. Er is geen sprake van affectie. Ook tijdens de omgang is er geen sprake van interactie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . Inmiddels zijn de moeder en de stiefvader weer naar Curaçao vertrokken, onder achterlating van de drie kinderen in Nederland. De moeder vult haar ouderrol of gezagspositie op geen enkele manier in.
In het pleeggezin laat [voornaam minderjarige] een positieve ontwikkeling zien. Hij krijgt hier de veiligheid, liefde, stimulering en zorg die hij nodig heeft. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige] om in onduidelijkheid te verkeren over zijn perspectief is verstreken. Daarbij speelt een rol dat er geen enkel zicht is op een moment in de toekomst waarop de moeder haar ouderrol weer zou willen en kunnen vervullen. Het is daarom in het belang van [voornaam minderjarige] dat hij opgroeit in het huidige pleeggezin, waar hij alles krijgt wat hij nodig heeft en waar vanuit hij ook contact kan hebben met zijn jongere broer en zus.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder dan ook toewijzen.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is dat er een neutrale instantie wordt belast met het gezag over hem, te weten de GI. De GI kan, indien nodig, adviseren, bemiddelen en als buffer dienen tussen de moeder en de pleegouders. Op termijn kan onderzocht worden of het gezag eventueel bij de pleegouders kan worden belegd.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat de ouder het bewind voerde over het vermogen van de minderjarige.
De rechtbank zal tot slot de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht, omdat de rechtbank van oordeel is dat het belang van [voornaam minderjarige] dat vergt. Voor de ontwikkeling en dagelijkse verzorging van [voornaam minderjarige] is het noodzakelijk dat een gezagsdrager die goed op de hoogte is van zijn situatie, beschikbaar is om belangrijke beslissingen te nemen. Aangezien de moeder haar ouderrol en gezagspositie al langdurig op geen enkele manier invult, zou het gezagsvacuüm voort duren indien de onderhavige beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam moeder], geboren op [geboortedatum] op [geboorteplaats] , over [voornaam minderjarige] ;
benoemt tot voogd over [voornaam minderjarige] de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam;
veroordeelt de moeder aan de voogd rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [voornaam minderjarige] te doen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Hermans, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 20 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.