ECLI:NL:RBROT:2022:6624

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2022
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Zaaknummer
10/092380-22 vordering TUL: 10/157331-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en cocaïne met bijzondere voorwaarden

Op 18 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 11 april 2022 in Rotterdam een vuurwapen en cocaïne voorhanden had. De verdachte, die op dat moment 19 jaar oud was en preventief gedetineerd in de P.I. Dordrecht, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Schilder. De officier van justitie, mr. M.A.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken werd van het medeplegen, maar de overige feiten bewezen verklaard werden. De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen en cocaïne een ernstig gevaar voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De verdachte had verklaard het wapen te hebben gekocht om indruk te maken op zijn vrienden en de cocaïne om geld te verdienen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en diverse bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een opleiding. Tevens werd de proeftijd van een eerder vonnis verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/092380-22
Parketnummer vordering TUL: 10/157331-20
Datum uitspraak: 18 juli 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Dordrecht,
raadsvrouw mr. S. Schilder, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het bestanddeel medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd in het over de verdachte opgemaakte rapport van 8 juli 2022;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/157331-20 met één jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft begaan, zodat de verdachte daar partieel zonder nadere motivering van zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 april 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in
artikel2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk CZ, model
P10S, kaliber 9 mm en daarbij voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere kogelpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 11 april 2022 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 50,6 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ten eerste een vuurwapen (categorie III) en daarbij behorende munitie voorhanden gehad op de openbare weg. De verdachte heeft verklaard dat hij het wapen heeft gekocht om stoer te doen tegenover zijn vrienden. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen maakt het gebruik daarvan mogelijk met alle gevolgen van dien. Hiertegen dient om die reden streng te worden opgetreden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 50,6 gram cocaïne. De verdachte heeft verklaard dat hij de drugs door wilde verkopen om geld te verdienen. De rechtbank rekent de verdachte aan dat hij op deze manier geld heeft willen verdienen. De handel in en het gebruik van een harddrugs zoals cocaïne brengen allerlei vormen van overlast en criminaliteit mee en de verdachte heeft zich hierdoor niet laten tegenhouden. De combinatie van het voorhanden hebben van harddrugs en het aanwezig hebben van een vuurwapen betreft bovendien een zeer zorgelijke combinatie.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juli 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juli 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering signaleert risicofactoren op het gebied van het sociale netwerk, de financiën, het gebrek aan dagstructuur, het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte. De verdachte is regelmatig met politie en justitie in aanraking gekomen en het merendeel van de delicten zijn in vereniging gepleegd. Er lijkt vaker sprake te zijn van een financieel gewin uit de gepleegde delicten. Ondanks dat betrokkene nog thuis woont en wordt ondersteund door zijn ouders, kan dit niet als beschermende factor worden benoemd. De ouders lijken onvoldoende bij machte om de verdachte de benodigde sturing te geven. Als positief wordt benoemd dat de verdachte bereid is om zich in te zetten voor de opgelegde bijzondere voorwaarden. Hoewel eerder toezicht is mislukt, zijn er volgens de reclassering mogelijkheden om middels interventies te werken aan gedragsverandering bij de verdachte. Wanneer deze interventies niet plaatsvinden, bestaat het risico dat het delictgedrag van de verdachte toeneemt en dat hij verhardt in zijn houding, waarbij hij steeds minder onder de indruk lijkt te raken van justitiële interventies. Op het toezicht van voorwaarden moet om die reden strak worden ingezet.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Verzoek toepassing jeugdstrafrecht
De verdediging heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft indicaties gesignaleerd voor de toepassing van het jeugdstrafrecht en de antwoorden die de verdachte ter terechtzitting heeft gegeven tonen aan dat hij niet voldoende in staat is om te kunnen nadenken over de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit 19
jaar oud was. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht overweegt de rechtbank het volgende.
De reclassering heeft in het rapport van 8 juli 2022 geconcludeerd dat het toepassen van het volwassenenstrafrecht het meest passend is. Hoewel er indicaties gezien worden om het jeugdstrafrecht toe te passen, zoals de LVB-problematiek van de verdachte, de noodzaak tot een gezinsgerichte aanpak en de noodzaak tot schoolgang, zijn er ook contra-indicaties aanwezig, zoals de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en het leefmilieu waarin de verdachte zich begeeft. Daarnaast lijkt hij niet tot nauwelijks onder de indruk van justitiële interventies en lijken zijn ouders weinig grip of invloed op zijn gedrag te hebben. Dit maakt dat de reclassering toepassing van het volwassenenstrafrecht heeft geadviseerd.
Dit advies komt naar het oordeel van de rechtbank overeen met de indruk die de verdachte ter zitting heeft gemaakt. Hieruit is gebleken dat de verdachte zijn eigen keuzes maakt en zelfstandig wenst te opereren. Van een pedagogische invloed van zijn ouders lijkt daarmee geen sprake. De leeftijd van de verdachte past daarnaast bij de toepassing van het volwassenenstrafrecht en ook binnen dit kader kan rekening worden gehouden met zijn LVB-problematiek en de noodzaak tot schoolgang. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte berechten conform het volwassenenstrafrecht.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de verdachte is dat hij de kans krijgt om naar school te gaan en te starten met een opleiding. Hij heeft zich hier al voor ingeschreven en de opleiding zal eind augustus 2022 beginnen. Een deel van de voorgenomen straf zal om die reden voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de kinderrechter van 3 december 2020 is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 17 december 2020.
8.2.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich meldt binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ te Utrecht. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
meewerkt aan diagnostisch onderzoek en zich hieruit voortvloeiend laat behandelen/begeleiden door Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
maximaal 6 maanden op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. De verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is Wickenburglaan 19-1 te Utrecht. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
een opleiding op het MBO of bij een soortgelijke instelling volgt of een andere zinvolle dagbesteding heeft;
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 4 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 3 december 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en E.C. Harting, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk CZ, model Pl0 S, kaliber 9 mm en/of (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere althans één kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.