In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen ODIV B.V. en twee gedaagden, waarbij de huurovereenkomst voor een woning ter discussie stond. ODIV, de verhuurder, eiste ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand van € 8.760,- over de maanden november 2021 tot en met juni 2022. De huurovereenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd, maar ODIV stelde dat deze niet van rechtswege was geëindigd omdat de verhuurder niet tijdig had geïnformeerd over de afloop van de huurperiode. Gedaagde 2 voerde aan dat zij de huurovereenkomst tijdig had opgezegd, maar de kantonrechter oordeelde dat dit niet rechtsgeldig was, omdat de opzegging door beide huurders gezamenlijk had moeten plaatsvinden. De kantonrechter verleende verstek tegen gedaagde 1, die niet was verschenen, en oordeelde dat de huurachterstand en de onderverhuur van de woning ernstige tekortkomingen waren die een ontruiming rechtvaardigden. De rechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de ontruiming van de woning binnen zeven dagen na het vonnis. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van ODIV.