ECLI:NL:RBROT:2022:6667

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
FT EA 22/297 en FT EA 22/298
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met schuldeisers

Op 7 juli 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. Verzoekster, die kampt met psychische klachten en geen startkwalificatie heeft, heeft op 30 maart 2022 een verzoek ingediend om een vijftal schuldeisers te dwingen in te stemmen met haar aangeboden regeling. De schuldeisers, waaronder [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3], hebben geweigerd in te stemmen met de regeling, waarbij verzoekster een percentage van haar schulden zou aflossen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vijfentwintig, wel akkoord ging met de regeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die haar schuldenproblematiek wil oplossen vanuit een stabiele situatie, zwaarder laten wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, gezien haar huidige situatie en de kosten die een wettelijke schuldsaneringsregeling met zich mee zou brengen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en de weigerende schuldeisers veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 7 juli 2022
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 30 maart 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een vijftal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1], in behandeling bij Infoscore Nederland B.V. (hierna: [schuldeiser 1]);
  • [schuldeiser 2], in behandeling bij LAVG (hierna: [schuldeiser 2]);
  • [schuldeiser 3], in behandeling bij Boeder Incasso en Gerechtsdeurwaarders (hierna: [schuldeiser 3]);
  • [schuldeiser 4] (hierna: [schuldeiser 4]);
  • [schuldeiser 5];
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 2] heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden. In haar verweerschrift heeft [schuldeiser 2] aangegeven dat zij om proceseconomische redenen enkel schriftelijk verweer zal voeren.
[schuldeiser 4] en [schuldeiser 5] hebben voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van respectievelijk 7 juni 2022 en 15 juni 2022, aan schuldhulpverlening te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. [schuldeiser 1] heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 10 juni 2022, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 30 juni 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer D. Yildiz, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw L. Harinck, werkzaam bij Zeker Financiële Zorgverlening (hierna: beschermingsbewindvoerder);
  • mevrouw R. Vogel, werkzaam bij Stichting Timon.
De overige weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijfentwintig concurrente. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 41.660,10 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 11 november 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 3,97% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De totale schuldenlast bedroeg ten tijde van het aanbod nog € 42.361,29. Bij de huidige schuldenlast van € 41.660,10, kan een percentage van 4,04% worden aangeboden.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op haar inkomen vanuit studiefinanciering en toeslagen. Ten tijde van het aanbod studeerde verzoekster nog. Zij is per 8 maart 2022 gestopt met haar opleiding en ontvangt thans een uitkering op grond van de Participatiewet. Verzoekster volgt een speciaal traject bij de gemeente, waarin de focus ligt op dagbesteding. Van verzoekster wordt gevraagd om vrijwilligerswerk te verrichten. Verzoekster doet dit graag, alleen kost het haar nog wel veel energie. Verzoekster wordt begeleid door Stichting Timon. Verzoekster heeft veel meegemaakt, zo is haar dochter onterecht uit huis geplaatst door Veilig Thuis. Verzoekster dient aan haar psychische gesteldheid te werken alvorens zij een baan kan vinden. Verzoekster staat momenteel op de wachtlijst bij de GGZ. Daarnaast heeft verzoekster geen startkwalificatie en is er sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Inmiddels stemmen drieëntwintig schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in.
[schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 614,60 en € 6.496,30 op verzoekster, welke 1,5% en 15,6% van de totale schuldenlast belopen.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser 3] te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden schuldregeling, omdat zij meer waarde hecht aan een wettelijke schuldsaneringsregeling. In de wettelijke schuldsaneringsregeling bestaan immers waarborgen om te verzekeren dat verzoekster voldoet aan haar verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband.
In haar verweerschrift heeft [schuldeiser 2] gesteld dat verzoekster niet het maximaal haalbare heeft aangeboden, daar zij pas in het eerste jaar van haar mbo-opleiding zit en van haar studiefinanciering leeft. In de schuldsaneringsregeling is geen ruimte om een opleiding te volgen, verzoekster dient zich immers gedurende drie jaar in te spannen om een fulltime baan te krijgen. Het minimumloon bedraagt thans € 1.725,00 (€ 1.611,08 netto). Wanneer verzoekster fulltime zou werken, zou er sprake zijn van afloscapaciteit. Met de aantrekkende arbeidsmarkt heeft verzoekster goede kans om een fulltime baan te vinden, ook zonder werkervaring of opleiding. In dit kader wijst [schuldeiser 2] erop dat op de sollicitatieverplichting in de wettelijke schuldsaneringsregeling meer/beter toezicht gehouden dan in een minnelijke schuldregeling, waarbij de gemeente slechts jaarlijks een controle uitvoert. Verzoekster heeft niet aangetoond dat zij niet in staat is om te werken, zo heeft zij geen medische verklaring overgelegd.
Bovendien heeft [schuldeiser 2] in haar verweerschrift verklaard dat een aanbod in de vorm van een saneringskrediet hier de verkeerde keuze is geweest, nu geen rekening wordt gehouden met de toekomstperspectieven van verzoekster.
Voorts heeft te gelden dat [schuldeiser 2] te allen tijde bereid is geweest om een acceptabel betalingsplan op te stellen, mits dat zou leiden tot een hoger aflossingspercentage. Verzoekster heeft evenwel nagelaten het initiatief te nemen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 3] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten. [schuldeiser 2] heeft in haar verweerschrift laten weten dat zij slechts schriftelijk verweer zal voeren.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] een aandeel vormen in de totale schuldenlast van respectievelijk 1,5% en 15,6%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk drieëntwintig van de vijfentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is met haar opleiding gestopt en ontvangt thans een Participatiewet-uitkering. Verzoekster volgt een speciaal traject bij de gemeente waarin de focus ligt op dagbesteding. Van verzoekster wordt gevraagd om vrijwilligerswerk te verrichten. Daarnaast heeft verzoekster ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de komende tijd aan haar psychische gezondheid moet werken. Enige stappen zijn al ondernomen, verzoekster krijgt hulp van Stichting Timon en ze staat op de wachtlijst bij de GGZ. De rechtbank gaat er vanuit dat verzoekster zich, eventueel met haar hulpverlening, voldoende zal inspannen om zo snel mogelijk aan haar psychische gesteldheid te werken. Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat verzoekster in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3], die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.