ECLI:NL:RBROT:2022:6689
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging subsidierelatie tussen verzoekster en verweerder na opheffing van de commissie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoekster, die financieel afhankelijk is van een exploitatiesubsidie van verweerder, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder om de subsidierelatie per 1 januari 2023 te beëindigen. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de opheffing van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (RRKC), die per 1 januari 2023 zal plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat tegen het intrekkingsbesluit van 31 mei 2022 geen bezwaar kan worden aangetekend, waardoor de rechter zich niet kon uitlaten over de motivering van de opheffing van de commissie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de beëindiging van de subsidieverstrekking aan verzoekster gerechtvaardigd is op basis van gewijzigde omstandigheden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de subsidieverstrekking aan verzoekster per 1 januari 2023 zal eindigen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat verweerder een redelijke termijn heeft geboden voor de afwikkeling van de financiële verplichtingen van verzoekster.