1.4.Op 28 oktober 2020 heeft eiseres verweerder verzocht om vergoeding (compensatie) van de door haar aan ex-werknemer betaalde ontslagvergoeding (transitievergoeding). Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres weliswaar aan de voorwaarden voor compensatie voldoet, maar dat de omvang ervan op € 0,- dient te worden vastgesteld. De vergoeding kan namelijk niet meer bedragen dan wat de werkgever verschuldigd zou zijn op de dag na het twee jaar durende opzegverbod bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte. Dat is in dit geval 24 november 2019 (de rechtbank begrijpt 22 november 2019). Op deze datum bestond nog geen recht op een transitievergoeding, omdat de Wnra op 1 januari 2020 in werking trad.
3. Eiseres voert in beroep aan dat wordt voldaan de voorwaarden voor compensatie en dat verweerder artikel 7:673e, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) onjuist toepast. Zoals ter zitting verduidelijkt meent eiseres dat de wetgever enkel heeft bedoeld dat de compensatie van de transitievergoeding wordt verstrekt ter hoogte van de transitievergoeding waarop de werknemer aanspraak zou hebben op de eerste dag na 104 weken ziekte, in het geval van ex-werknemer 22 november 2019. Dat op die dag de Wnra nog niet in werking was getreden, maakt niet dat de compensatie op € 0,- dient te worden vastgesteld. Voor zover eiseres niet voor de betaalde transitievergoeding wordt gecompenseerd, heeft zij de rechtbank nog verzocht verweerder te veroordelen in de door haar geleden schade, bestaande in de betaalde transitievergoeding die het gevolg is geweest van het feit dat het besluit van 28 oktober 2019 onrechtmatig was.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. De werkgever is sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) per 1 juli 2015 voor een dienstverband dat op of na die datum eindigt aan de werknemer (in beginsel) een transitievergoeding verschuldigd op grond van artikel 7:673 van het BW. Dat geldt ook voor dienstverbanden van werknemers die langdurig (ten minste twee jaar) arbeidsongeschikt zijn en voor wie op de werkgever geen loonbetalingsverplichting meer rust. Voor laatstgenoemd geval heeft de wetgever met artikel 7:673e van het BW voorzien in een compensatie voor de door de werkgever betaalde transitievergoeding. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wnra zijn deze regels sinds 1 januari 2020 ook van toepassing op de situatie waarin de aanstelling van de ambtenaar is omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
6. Op grond van artikel 7:673e, eerste lid, van het BW bestaat recht op compensatie, indien de arbeidsovereenkomst na de periode bedoeld in artikel 7:670, eerste lid, onderdeel a, en (eventueel) elfde lid van het BW is beëindigd en de werkgever een transitievergoeding verschuldigd was. De in artikel 7:670, eerste lid, onderdeel a, van het BW genoemde periode betreft, voor zover hier van belang, de periode van ten minste twee jaar waarin het de werkgever niet is toegestaan het dienstverband met die werknemer die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, op te zeggen. In dit geval is niet in geschil dat eiseres voldoet aan de voorwaarden voor compensatie, in aanmerking genomen dat op grond van artikel 7:673e, derde lid, van het BW de leden 1 en 2 van overeenkomstige toepassing zijn, indien de werkgever op grond van artikel 7:673 van het BW een transitievergoeding verschuldigd zou zijn als de arbeidsovereenkomst, die bij overeenkomst is beëindigd, door opzegging of door ontbinding zou zijn beëindigd. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag tot welk bedrag aanspraak op compensatie bestaat.