ECLI:NL:RBROT:2022:679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
ROT 21/3470
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van samenscholings- en groepsvormingsverbod tijdens avondklokrellen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Rotterdam. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester, waarbij hem een last onder dwangsom was opgelegd wegens overtreding van het samenscholings- en groepsvormingsverbod tijdens de avondklokrellen op 25 januari 2021. De burgemeester had vastgesteld dat de eiser op die datum betrokken was bij ongeregeldheden en had hem een dwangsom opgelegd van € 2.500,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om deze last op te leggen, omdat de eiser niet voldoende had onderbouwd dat hij niet betrokken was bij de ongeregeldheden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder zijn stelling dat hij niet had deelgenomen aan de rellen en dat hij de armbanden die hij bij zich had had gevonden, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de openbare orde en de volksgezondheid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de eiser. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3470

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. F. Çelen),
en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J.J. van der Vlist).

Procesverloop

Met het besluit van 11 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder eiser een last onder dwangsom opgelegd.
Met het besluit van 26 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Aydogan-Kütük, waarnemend voor de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam], beleidsadviseur bij de Directie Veiligheid van de gemeente Rotterdam.

Overwegingen

1.1.
Een medewerker van de Politie, Eenheid Rotterdam, heeft op 7 februari 2021 ten behoeve van verweerder een bestuurlijke rapportage opgesteld, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“(…) II Aanleiding

(…) Op zaterdag 23 januari 2021 zijn de geldende coronamaatregelen verscherpt en is in het gehele land een avondklok ingevoerd. Dit betekent dat niemand zich zonder geldige reden tussen 21.00 uur en 04.30 uur op straat mag bevinden. (…)

Feiten en omstandigheden

(…) Op maandag 25 januari 2021 hebben zich vanaf ongeveer 17.30 uur daadwerkelijk ernstige ongeregeldheden voorgedaan in Rotterdam-Zuid. Rond 18.30 uur verzamelde een grote groep, voornamelijk jongeren, zich op de [straatnaam 1] te Rotterdam. De groep werd meerdere malen gesommeerd te vertrekken uit het gebied, maar voldeed hier niet aan. De politie werd genoodzaakt groot op te schalen vanwege het groeiend aantal jongeren en hun tentoongestelde vechtbereidheid. (…) Het aantal nam zeer snel toe tot honderden personen. Hierop werden omstreeks 19.00 uur extra secties van de ME ingezet, welke bij aankomst direct aangevallen werden. Er werden charges uitgevoerd om de groep uiteen te drijven en het geweld tegen het politiepersoneel te doen stoppen. (…) Om de openbare orde te kunnen handhaven en de veiligheid en gezondheid van personen te kunnen beschermen, werd op 25 januari 2021 om 20.00 uur een noodbevel afgekondigd voor de omgeving [straatnaam 2]/ [straatnaam 1] te Rotterdam. (…) Omstreeks 22.00 uur werd een politiehelikopter ingezet om de groepen in het licht te zetten en de locaties door te geven aan de ME. Tussen 22.00 uur en 23.00 uur nam de weerstand van de groepen langzaam af. Er bleef een ravage over van vernielde en geplunderde winkels, beschadigde gebouwen, beschadigd straatmeubilair en vernielde persoonlijke eigendommen van omwoners. Hierdoor werd ter plaatse de openbare orde zeer ernstig verstoord.

Waarneming

Op maandag 25 januari 2021 omstreeks 22:01 werd een persoon aangehouden in de directe omgeving van de [straatnaam 1] te Rotterdam voor het overtreden van het noodbevel. (…) Aan het bureau bleek dat deze persoon in het bezit was van een achttal Turks zilveren armbanden. Zoals gesteld vonden er diverse plunderingen plaatst op de genoemde locatie, zo ook bij juwelier '[naam juwelier]' welke gevestigd is aan de [adres juwelier]. De eigenaresse van deze onderneming zou later verklaren dat er diverse goederen uit haar vernielde winkel waren weggenomen, zo ook diverse armbanden. De armbanden die bij deze persoon werden aangetroffen waren ook afkomstig uit haar winkel, aldus de eigenaresse.
Aan het politiebureau bleek dat de verdachte genaamd was:
Naam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum verdachte]
BSN : [weggelakt]
(Verblijf)adres : [adres verdachte]
Korte verklaring verdachte:
De verdachte verklaarde dat hij door een vriend werd thuisgebracht en daarom nog zo laat op locatie was. Ten aanzien van de armbanden die in zijn bezit waren verklaarde de verdachte dat hij ze gevonden had in de omgeving van de [straatnaam 1]. De verdachte erkende dat hij op de hoogte was van de confrontaties en plunderingen aldaar. Verder verklaarde de verdachte zich niet alles meer te kunnen herinneren aangezien hij erg stoned was. (…)

III Maatschappelijke relevantie

(…) Rellen hebben een enorme impact op de veiligheidsgevoelens van burgers. (…) Agressie of geweld, in welke vorm dan ook, tegen medewerkers met een publieke taak, kan niet worden getolereerd in zijn algemeenheid, maar zeker niet bij ongeregeldheden zoals deze rellen. Op het moment dat dergelijke agressie of aangewend geweld ook een risico vormt voor de veiligheid van bewoners, ondernemers dan wel toevallige passanten, is de veiligheid en de openbare orde direct in het geding. Het treffen van maatregelen is een signaal naar de samenleving dat dergelijke activiteiten niet worden getolereerd en dat de samenwerkende partners hierin gezamenlijk optreden, zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk.

IV Conclusie en aanbevelingen

(…) De politie concludeert dat [achternaam verdachte] hiermee artikel 2:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Rotterdam heeft overtreden. De politie Eenheid Rotterdam geeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam in overweging om de informatie uit deze bestuurlijke rapportage te gebruiken voor het treffen van adequate bestuurlijke maatregelen tegen de persoon die in het onderzoek van de politie naar voren is gekomen. Denk hierbij voorbeeld aan het opleggen van een last onder dwangsom. (….)”
1.2.
In het primaire besluit heeft verweerder overwogen dat hij op basis van de bestuurlijke rapportage vaststelt dat eiser op 25 januari 2021 het samenscholingsverbod en het groepsvormingsverbod heeft overtreden en dat verweerder de kans aanwezig acht dat dit nog een keer gebeurt.
De last onder dwangsom houdt het volgende in:
- Eiser dient zich te houden aan het samenscholingsverbod, zoals opgenomen in artikel 2:1
van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (APV). Dit betekent dat hij niet samen mag scholen op de weg waarbij sprake is van onnodig opdringen, vechten, of door uitdagend gedrag aanleiding geven tot wanordelijkheden.
- Eiser dient zich tevens te houden aan het groepsvormingsverbod, zoals dat nu geldt en
eventueel zal gelden op grond van artikel 58g van de Wet publieke gezondheid (Wpg) in verbinding met artikel 3.1 van de Tijdelijke Regeling Maatregelen covid-19. Dit betekent op dit moment dat hij zich in een openbare plaats niet mag ophouden met meer dan het aantal personen dat is toegestaan volgens de Tijdelijke Regeling Maatregelen covid-19.
De last betekent dat elke keer als eiser het samenscholingsverbod en/of het groepsvormingsverbod overtreedt een geldbedrag moet betalen van (totaal) € 2.500,-. Het maximumbedrag dat hij moet betalen is € 10.000,-. Als eiser de dwangsom verbeurt, moet hij de dwangsom aan de gemeente Rotterdam betalen. Dit bedrag staat in verhouding tot de beoogde werking van de dwangsom en het belang dat eiser schaadt op het moment dat de overtreding wordt begaan. De last onder dwangsom voor het samenscholingsverbod geldt voor de duur van één jaar. De last voor het groepsvormingsverbod geldt zolang dit verbod zoals opgenomen in artikel 58g van de Wpg in verbinding met artikel 3.1 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 van kracht is, met een maximum duur van één jaar. De last treedt onmiddellijk in werking.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder, met overnemen van het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie van 23 april 2021, onder meer het volgende ten grondslag gelegd. Onder de (buitengewone) omstandigheden is het voldoende aannemelijk dat eiser (op enigerlei wijze) betrokken is geweest dan wel aanwezig is geweest bij de ongeregeldheden en het samenscholingsverbod en het groepsvormingsverbod heeft overtreden. Hetgeen eiser naar voren heeft gebracht ten aanzien van de omstandigheden is niet voldoende om het voorgaande in twijfel te trekken. Het belang van handhavend optreden rechtvaardigt in dit geval het opleggen van de last onder dwangsom. De doelen zijn het voorkomen van (ernstige) wanordelijkheden die de openbare orde aantasten en het tegengaan van verdere verspreiding van het coronavirus ter bescherming van de volksgezondheid. De hoogte van de dwangsom, het maximum daarvan en de termijn van één jaar staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van de geschonden belangen en tot de beoogde werking van de dwangsom. De belangen van eiser wegen daar niet tegen op, gelet op de grote belangen die met het opleggen van de last zijn gediend.
3. De relevante wet- en regelgeving is vermeld in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat eiser geen procesbelang meer heeft voor zover de last ziet op de overtreding van het groepsverbod, aangezien de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 per 15 januari 2022 is vervallen en in zoverre dus geen verbeurte van dwangsom meer kan plaatsvinden. Gelet op de aard van de sanctie gaat de rechtbank er echter vanuit dat eiser belang heeft behouden bij zijn beroep.
5. Eiser voert in de eerste plaats aan dat het aan verweerder is om aan te tonen dat sprake is geweest van betrokkenheid van eiser bij het verstoren van de openbare orde. Eiser stelt daartoe dat hij werkzaam is in de buurt en dat hij die avond ook moest werken. Dat eiser daar is aangetroffen is dan ook heel normaal. Er was sprake van chaos in de stad, maar eiser heeft zelf niet deelgenomen aan de rellen. Het in bezit hebben van de acht zilveren armbanden behoort niet voor zijn risico te komen. In de bezwaarfase heeft hij reeds aangegeven dat hij de armbanden heeft gevonden. Er is verder geen bewijs dat eiser zelf in de juwelier is geweest en evenmin dat hij betrokken is geweest bij de plunderingen. Eiser was voornemens om de politie in te lichten, maar werd spoedig nadat hij de armbanden had gevonden aangehouden. Eiser meent daarom dat sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden in zijn nadeel. Omdat hij niet heeft deelgenomen aan de ongeregeldheden heeft hij ook niet gehandeld in strijd met het samenscholingsverbod.
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zich ten tijde van zijn aanhouding op 25 januari 2021 bevond in het gebied waar op dat moment ongeregeldheden plaatsvonden. Eiser heeft tegenover de politie ook verklaard dat hij wist van die ongeregeldheden in de buurt van de [straatnaam 1]. Eiser stelt weliswaar dat een vriend hem na zijn werk zou thuisbrengen, maar hij is aangehouden op de [straatnaam 3]. Dat is een locatie ten noorden van zijn werk (op de [straatnaam 2]), terwijl eisers woning in de wijk Lombardijen in zuidelijke richting is gelegen. De aanhouding van eiser vond bovendien plaats om 22.01 uur, terwijl hij naar gesteld om 21.00 uur klaar was met werken. Ook heeft eiser verklaard dat hij zich een en ander niet goed kon herinneren omdat hij erg stoned was. Eiser had al deze punten kunnen ophelderen door ter zitting van de rechtbank te verschijnen, maar dat heeft hij niet gedaan. Of aannemelijk is dat eiser de zilveren armbanden waarmee hij is aangetroffen heeft gevonden en naar de politie wilde brengen, zoals hij heeft verklaard, kan verder in het midden blijven, nu de gemachtigde van verweerder ter zitting – onweersproken – heeft gesteld dat eiser door de politierechter is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken voor diefstal van die armbanden.
5.2.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft kunnen achten dat eiser die avond het samenscholings- en het groepsvormingsverbod heeft overtreden. Dit betekent dat verweerder bevoegd was om aan eiser een last onder dwangsom op te leggen vanwege overtreding van artikel 2:1 van de APV (samenscholingsverbod) en artikel 58g van de Wpg in verbinding met artikel 3.1 van de Tijdelijke Regeling Maatregelen covid-19 (groepsvormingsverbod). De beroepsgrond slaagt niet.
6. Eiser voert verder aan dat zijn zaak onzorgvuldig is behandeld nu zijn persoonlijke belangen niet zijn meegewogen. Eiser woont en werkt in de buurt en is dus verplicht aanwezig in de buurt. De last voor de duur van een jaar is niet redelijk. Eiser wordt ten onrechte keihard afgestraft voor iets waar hij op geen enkele wijze aan heeft deelgenomen en wordt enorm beperkt in zijn vrijheid.
6.1.
Eisers standpunt dat hij door het bestreden besluit wordt beperkt in zijn vrijheid heeft hij, ook ter zitting, niet nader onderbouwd. Zonder nadere toelichting is niet goed in te zien in welke mate eisers vrijheid zou worden beperkt. De last onder dwangsom heeft niet tot gevolg dat eiser zich niet buitenshuis mag begeven. Van eiser kan worden gevergd om niet samen te scholen (op de weg waarbij sprake is van onnodig opdringen, vechten, of door uitdagend gedrag aanleiding geven tot wanordelijkheden) en geen groep te vormen (met meer dan het aantal personen dat is toegestaan volgens de Tijdelijke Regeling Maatregelen covid-19). Deze gedragsbeperkingen gelden voor een ieder en vormen een proportionele en gerechtvaardigde inbreuk op het persoonlijk leven.
6.2.
Verder heeft eiser onvoldoende onderbouwd waarom zijn belangen zouden moeten prevaleren boven de belangen die verweerder behartigt, te weten het bewaren van de openbare orde en het beschermen van de publieke gezondheid. Gelet voorts op de buitengewone omstandigheden van het geval heeft verweerder op goede gronden overwogen dat de hoogte van de dwangsom, het maximum daarvan en de termijn van één jaar in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de geschonden belangen en tot de beoogde werking van de dwangsom. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2022.
De rechter is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Gemeentewet
Artikel 125, eerste en derde lid
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012
Hoofdstuk 2 Openbare orde
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
1. Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten, of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
2. Een ieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval, waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op wegen of weggedeelten, die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
5. Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Wet openbare manifestaties.
Wet publieke gezondheid
Hoofdstuk Va. Tijdelijke bepalingen bestrijding epidemie covid-19
Artikel 58u, vierde lid
De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen (…) en 58g, eerste lid, indien de overtreding wordt begaan op een openbare of publieke plaats of een besloten plaats indien deze geen ruimte betreft waar een beroep of bedrijf wordt uitgeoefend.
Artikel 58g, eerste lid
Bij ministeriele regeling kunnen plaatsen, niet zijnde woningen, worden aangewezen, waar het niet is toegestaan zich in groepsverband op te houden met meer dan een bij die regeling vast te stellen aantal personen.
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Artikel 3.1, eerste en derde lid
1. Plaatsen waar het niet is toegestaan zich in groepsverband op te houden met meer dan vier personen, zijn:
a. een openbare plaats;
b. een erf behorende bij een publieke plaats;
c. een erf behorende bij een besloten plaats, niet zijnde een woning.
3. In afwijking van het eerste lid wordt van 15 december 2020 tot en met 20 april 2021 in het eerste lid in plaats van 'vier personen' gelezen 'twee personen'.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:32
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:32a
1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het
voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Artikel 5:32b
1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
2. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
3. De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.