ECLI:NL:RBROT:2022:6804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
16 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/626223 / JE RK 21-2584
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met afwijzing van het verzoek tot verlenging voor een jaar

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 mei 2022, werd de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [naam kind], verlengd met drie maanden. De zaak betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling die oorspronkelijk was ingesteld bij beschikking van 30 november 2017. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, maar de kinderrechter oordeelde dat dit niet meer nodig was. De ouders van [naam kind] hebben de zorg voor hem en de omgang met de moeder is recentelijk hervat, wat heeft geleid tot een verbeterde situatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2022, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders, de GI en [naam kind] zelf gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder grotendeels zijn weggenomen en dat de omgang tussen de moeder en [naam kind] weer op gang is gekomen. De kinderrechter concludeerde dat, hoewel de situatie verbeterd is, het nog te vroeg is om de ondertoezichtstelling volledig te beëindigen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 augustus 2022, met de mogelijkheid voor de ouders om bij de GI of andere hulpinstanties aan te kloppen voor ondersteuning.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/626223 / JE RK 21-2584
Datum uitspraak: 24 mei 2022

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 15 november 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het gezinsplan van de GI van 6 mei 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de briefrapportage van de GI van 4 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 11 mei 2022.
Op 24 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam 1].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 30 november 2017 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 30 mei 2022.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Daarvan resteert de periode tot 30 november 2022.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. Het gaat best goed met [naam kind]. Er is meer stabiliteit gekomen in de situatie. De omgang met de moeder is hervat en dit verloopt goed. Ook de communicatie en de samenwerking tussen de ouders verloopt op dit moment naar wens. De jeugdbeschermer verwacht dat de ouders de samenwerking verder kunnen vormgeven zonder de bemoeienis van de GI. De ouders hebben vorig jaar al laten zien dat zij dat kunnen. Na zorgmeldingen over de thuissituatie bij de moeder leek de betrokkenheid van de GI toch nog nodig. De omgang tussen de moeder en [naam kind] is daarom begin dit jaar tijdelijk stopgezet. In maart heeft een herstelgesprek plaatsgevonden tussen de moeder en [naam kind] en inmiddels is de omgang weer hervat. Eerst onder begeleiding en recent zonder. Met de ouders wordt toegewerkt naar de zorgregeling die tot 1 juli 2021 van kracht was. Inmiddels maken de ouders weer in onderling overleg afspraken over de omgang tussen [naam kind] en de moeder. Zo zijn de ouders overeengekomen dat [naam kind] de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder zal verblijven. Gelet op deze ontwikkelingen ziet de GI niet wat zij de komende periode nog voor de ouders kan betekenen.
De moeder krijgt opvoedondersteuning van ASVZ en wordt geholpen met het geven van invulling aan de omgangsmomenten met [naam kind]. Het arrangement van ASVZ zal binnenkort worden verlengd met een jaar.
De GI begrijpt dat de vader wil dat er nog iemand betrokken blijft om de ouders te ondersteunen als er geen ondertoezichtstelling meer is. Wellicht kan [naam 2] (de begeleider van de moeder van ASVZ) die rol oppakken. De GI heeft dit nog niet met [naam 2] besproken.

Het standpunt van de belanghebbenden

De vader is het eens met het standpunt van de GI dat een ondertoezichtstelling niet meer nodig is. Tegelijkertijd geeft de vader aan dat hij bij iemand wil kunnen aankloppen op het moment dat er toch iets voorvalt in de omgang tussen [naam kind] en de moeder of in de samenwerking tussen de ouders. Naast de GI is er geen andere hulpinstantie betrokken bij de vader. De moeder wordt begeleid door ASVZ. De vader hoopt dat ook hij met eventuele hulpvragen terecht kan bij ASVZ of iemand anders op het moment dat de GI wegvalt.
In het verleden zijn veel dingen goed gegaan, maar zijn er ook dingen misgelopen. Er is tijd nodig om het vertrouwen tussen de ouders (weer) te laten groeien.
De moeder heeft zich ter zitting aangesloten bij het standpunt van de vader. ASVZ is betrokken bij de moeder en verleent hulp bij praktische zaken en op het gebied van opvoedondersteuning. De moeder kan met vragen altijd terecht bij haar hulpverleners.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Ter zitting van 15 november 2021 bleek dat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder inmiddels grotendeels waren weggenomen en dat het contact tussen de moeder en [naam kind] weer was opgestart. Vanwege zorgelijke signalen over oudejaarsavond in 2021 bij de moeder thuis werd de omgang tussen [naam kind] en de moeder opnieuw enige tijd stopgezet. In maart 2022 heeft een herstelgesprek met de moeder en [naam kind] plaatsgevonden, waarna de omgang weer voorzichtig is hervat. Eerst hebben er een aantal begeleide bezoeken plaatsgevonden. Dit is goed verlopen. [naam kind] heeft aan de kinderrechter verteld dat hij de dag na de zitting voor de tweede keer sinds december 2021 zonder begeleiding naar de moeder zal gaan. Hij gaat dan met zijn moeder naar speltherapie. Daar komt bij dat [naam kind] in de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij de moeder zal verblijven. Dit is een grote stap, aangezien [naam kind] nog maar enkele maanden geleden tijdelijk geen contact met de moeder heeft gehad. Omdat deze positieve ontwikkeling nog heel pril is en [naam kind] nu nog niet bij de moeder logeert, is het wenselijk dat de jeugdbeschermer de komende maanden betrokken blijft om zicht te houden op (de opbouw van) de omgang tussen de moeder en [naam kind] en de ouders en [naam kind] daarin goed te begeleiden.
De kinderrechter overweegt dat het nog te vroeg is om de ondertoezichtstelling af te sluiten. Voordat het gedwongen kader kan worden beëindigd, moet er een goede basis zijn gelegd zodat de ouders vanuit daar zelfstandig verder kunnen. Het is van belang dat de ouders komende periode laten zien dat zij zich aan de afspraken kunnen houden, zodat het vertrouwen tussen de ouders over en weer kan worden hersteld. Daarnaast moet duidelijk worden bij wie de ouders kunnen aankloppen als de situatie mis dreigt te lopen. De moeder wordt momenteel begeleid door ASVZ op praktisch en opvoedkundig vlak. De GI heeft toegezegd dat deze begeleiding nog zeker een jaar zal doorlopen. Zodoende zal de moeder ook na afloop van de ondertoezichtstelling met vragen terecht kunnen bij haar hulpverleners van ASVZ. Ook de vader heeft behoefte aan een aanspreekpunt. De GI heeft ter zitting voorgesteld dat [naam 2] die rol op zich kan nemen, maar heeft dat nog niet met haar besproken. Het is op dit moment dus nog niet duidelijk of zij na afloop van de ondertoezichtstelling als aanspreekpunt voor de vader kan fungeren. Belangrijk is dat daar voor afloop van de ondertoezichtstelling duidelijkheid over is.
De kinderrechter zal gelet op het vorenstaande de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van drie maanden en de overige drie maanden afwijzen (artikel 1:260, eerste lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 30 augustus 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 7 juni 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.