In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2013. De moeder van [naam kind], wonende te [woonplaats moeder], heeft het ouderlijk gezag over haar kind. [naam kind] verblijft momenteel in een pleeggezin. De kinderrechter heeft eerder, op 20 december 2021, de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 1 november 2022 en op 30 mei 2022 de machtiging tot uithuisplaatsing tot 5 augustus 2022. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft op 5 oktober 2021 verzocht om de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor een jaar. De kinderrechter heeft de zaak op 1 augustus 2022 met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder bijgestaan werd door haar advocaat, mr. F. Pool, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het goed gaat met [naam kind] in het pleeggezin, maar dat er zorgen zijn over haar gedrag en de relatie met de moeder. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging, maar heeft wel aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat het perspectief van [naam kind] goed wordt onderzocht. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat een thuisplaatsing van [naam kind] op dit moment niet in haar belang is, gezien het lopende strafonderzoek naar vermeend seksueel misbruik en de onduidelijkheid over de opvoedvaardigheden van de moeder. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om bij een volgend verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing beter te onderbouwen waarom het perspectief van [naam kind] niet bij de moeder ligt.
De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 5 oktober 2022, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.