ECLI:NL:RBROT:2022:6980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/642456 / JE RK 22-1820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] in [geboorteplaats kind], momenteel in een pleeggezin verblijft. De ouders van [naam kind] hebben beiden beperkingen; de moeder heeft een licht verstandelijke beperking en de vader heeft autisme. Dit heeft invloed op hun vermogen om adequaat voor [naam kind] te zorgen.

De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de ouders, bijgestaan door hun advocaat mr. S. Kranendonk, gehoord. De ouders hebben hun onvrede geuit over de gang van zaken, maar er is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van [naam kind] ernstig wordt bedreigd en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan haar behoeften te voldoen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen tot 14 augustus 2023, in het belang van haar verzorging en opvoeding. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/642456 / JE RK 22-1820
datum uitspraak: 12 augustus 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2020 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam pleegmoeder],

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegvader],

hierna te noemen de pleegvader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 5 juli 2022, ingekomen bij de griffie op 2 augustus 2022;
- de doorverwijzingsbeschikking van de rechtbank Den Haag van 1 augustus 2022;
- de brief van de pleegouders, ingekomen bij de griffie op 8 augustus 2022;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 10 augustus 2022;
- de brief met bijlagen van mr. S. Kranendonk, advocaat van de ouders, van 9 augustus 2022;
- de brief van de moeder, ter zitting overgelegd en voorgelezen.
Op 12 augustus 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat mr. S. Kranendonk,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2], begeleidster van de ouders van Stichting Videre Videnda.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 11 augustus 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 14 augustus 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 14 augustus 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] verblijft al sinds haar geboorte in het huidige pleeggezin. De moeder kampt met een licht verstandelijke beperking en de vader heeft autisme. Zij wonen begeleid bij ASVZ. [naam kind] heeft een spraak- en taalachterstand en begint zelfbepalend gedrag te vertonen. Zij krijgt logopedie en gaat vervroegd naar de peuterspeelzaal met een medische indicatie. De ouders hebben één keer per veertien dagen omgang met [naam kind]. [naam kind] reageert goed op de ouders, maar na afloop wordt gezien dat zij van slag is en veel tijd en energie nodig heeft om hiervan te herstellen. De ouders willen graag meer omgang, maar de ontwikkeling van [naam kind] laat dat niet toe. Zij vinden dit lastig te begrijpen. De GI heeft ook zorgen over de wijze waarop de ouders hun gezag inzetten om (meer) betrokken te blijven bij [naam kind]. Een voorbeeld hiervan is dat de ouders weigeren toestemming te geven aan de pleegouders om in te loggen op het portaal van de kinderopvang. Dit is niet in het belang van [naam kind].
Het NIFP heeft vastgesteld dat het perspectief van [naam kind] in het pleeggezin ligt. De GI sluit zich hierbij aan. De aanvaardbare termijn is verstreken en de ouders zijn onvoldoende in staat om [naam kind] zelfstandig op te voeden. De GI heeft inmiddels de Raad voor de Kinderbescherming (hierna Raad) verzocht onderzoek te doen naar een gezagsbeëindigende maatregel, maar hiervoor staan ze nog op de wachtlijst. Gelet op de genoemde zorgen en in afwachting van het raadsonderzoek is een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk.

De standpunten

Door en namens de ouders is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. Wel heeft de moeder haar onvrede geuit over het verloop van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De moeder heeft ter zitting een brief voorgelezen. Samengevat komt het neer op het volgende. De moeder vindt dat [naam kind] na haar geboorte onterecht uit huis is geplaatst en dat de ouders geen eerlijke kans hebben gekregen om te laten zien dat zij wel voor [naam kind] kunnen zorgen. De moeder geeft aan dat zij en de vader een groei hebben doorgemaakt, waarvan zij ervaart dat die ontwikkeling onvoldoende wordt gezien. De ouders maken zich ook zorgen om hun betrokkenheid bij [naam kind] en voelen zich als ouders niet gehoord. Er is een verzoek tot onderzoek bij de Raad gedaan en er zijn al signalen dat de omgang verder teruggebracht zal worden. De ouders zouden graag zien dat er vanuit de GI en de pleegouders meer begrip is voor hun situatie.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Beide ouders kampen met een beperking. De moeder heeft een licht verstandelijke beperking en de vader kampt met autisme. De beperkingen van de ouders maken dat zij moeite hebben om aan te sluiten bij de (emotionele) behoeften van [naam kind] en dat zij slechts in beperkte mate in staat zijn om emotioneel beschikbaar te zijn voor [naam kind]. Daar komt bij dat [naam kind] inmiddels ook zelf kampt met individuele problematiek en daardoor meer dan gemiddeld vraagt van haar opvoeders. [naam kind] raakt snel overprikkeld en overstuur. Zij vertoont zelfbepalend gedrag en zondert zich vervolgens af. Daarnaast heeft zij een taal- en spraakachterstand. De pleegouders bieden [naam kind] op dit moment bewust een prikkelarme omgeving. [naam kind] is gehecht in het pleeggezin.
Dat de ouders frustratie en verdriet ervaren, is begrijpelijk. De stellingen van de ouders dat zij geen eerlijke kans hebben gekregen en dat hun vooruitgang onvoldoende gezien wordt, zien echter met name op het toekomstperspectief en is in zoverre niet relevant voor de beantwoording van de vraag of de verzochte maatregelen nog noodzakelijk zijn. Die vraag moet de kinderrechter beantwoorden tegen het licht van wat het meest in het belang is van [naam kind]. De belangen van de ouders zijn daaraan ondergeschikt. Dat geldt ook voor de frequentie en duur van de omgang. De ouders willen meer omgang, maar de ontwikkeling van [naam kind] laat dit vooralsnog niet toe. De beschrijving door pleegouders van het gedrag van [naam kind] na de omgang maakt dat helaas duidelijk. Dat wil evenwel niet zeggen dat de omgang immer ongewijzigd één uur per veertien dagen zal blijven. Van de GI wordt verwacht dat de omgang regelmatig geëvalueerd wordt, waarbij uiteindelijk een balans in duur en frequentie gevonden zal moeten worden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het gegeven dat de ouders veel herhaling nodig hebben voordat tips en adviezen blijven hangen. Hoewel de belangen van [naam kind] altijd leidend zijn, wordt van alle volwassenen in het leven van [naam kind] verwacht dat er over en weer begrip is voor elkaars emoties en leefsituatie, ouders en pleegouders gelijk. In het verlengde daarvan is het in ieders belang dat ruzie en strijd voorkomen worden. Negatieve emoties zullen de ouders niet verder helpen in hun betrokkenheid bij het leven van [naam kind]. Integendeel, het uiten van boosheid of het daarbij onterecht inzetten van hun gezag zal er enkel toe leiden dat zij verder verwijderd raken van [naam kind]. Dit hebben ouders zelf in de hand. Maar ook van pleegouders mag inschikkelijkheid verwacht worden. Zoals het er nu naar uitziet, zullen ouders en pleegouders deel blijven uitmaken van het leven van [naam kind].
Mede naar aanleiding van het onderzoek van het NIFP, waaruit is voortgekomen dat het perspectief van [naam kind] bij het pleeggezin ligt, heeft de GI een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel ingediend bij de Raad. Het komende jaar zal dit onderzoek plaatsvinden en zal er een beslissing komen over de gezagspositie van de ouders en de definitieve verblijfplaats van [naam kind]. In afwachting van dit onderzoek en gelet op de genoemde zorgen is het van belang dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind] worden verlengd.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 14 augustus 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 14 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2022 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 augustus 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.