In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als verzoeker aangemerkt. De moeder van [naam kind] is bijgestaan door haar advocaat, mr. P.J. de Bruin, terwijl de vader niet is verschenen. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [naam kind] is onder toezicht gesteld sinds 1 september 2021 en verblijft in een pleeggezin. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en het gedrag van [naam kind]. De moeder heeft moeite met het NIKA-traject, dat is gestart om te onderzoeken of een thuisplaatsing mogelijk is. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om open te staan voor hulp en om een persoonlijkheidsonderzoek te ondergaan.
De beoordeling van de kinderrechter is dat de ontwikkeling van [naam kind] ernstig wordt bedreigd en dat de moeder niet voldoende meewerkt aan het traject. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk zijn en heeft deze verlengd tot respectievelijk 1 september 2023 en 1 maart 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.