Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 16 december 2021, met producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
- de brief van 11 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de zijdens PostNL separaat ingediende producties 9 tot en met 16;
- de zijdens Tulip Express separaat ingediende productie 7;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van PostNL.
2..De feiten
3..Het geschil
- Tulip Express te veroordelen aan haar te betalen € 22.107,54, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 18.664,98 vanaf 1 december 2021;
- Tulip Express te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..De beoordeling
Verjaring
€ 11.593,65 als een reeds door haar betaald bedrag van € 8.251,09 in mindering moeten worden gebracht. Zij verwijst ter onderbouwing onder meer naar een creditfactuur en betalingsafschriften. PostNL heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat de creditfactuur waar Tulip Express naar verwijst niet is gericht aan Tulip Express, maar aan een derde partij: [naam bedrijf] (hierna: ‘[naam bedrijf]’). Ter duiding van haar werkwijze heeft PostNL omschreven dat zij een contract afsluit met een contractpartij en dat deze contractpartij een klantnummer kan aanmaken ten behoeve van een zogenaamde ‘Supplying business partner’. De werkzaamheden die PostNL ten behoeve van de Supplying business partner verricht worden bij de contractpartij in rekening gebracht. In het verleden was Tulip Express Supplying business partner onder het contract van [naam bedrijf]. PostNL voert verder aan dat zij, na de overgang op een nieuw facturatiesysteem, waarbij een fout in de inrichting van het systeem was gemaakt, een periode ten onrechte aan [naam bedrijf] heeft gefactureerd terwijl zij eigenlijk aan Tulip Express had moeten factureren. Zij heeft vervolgens een (credit)factuur verzonden aan [naam bedrijf], waarin is vermeld dat een bedrag van € 11.593,65 wordt gecrediteerd en de factuur eindigend op 343 aan Tulip Express. De creditfactuur waar Tulip Express zich op beroept, is volgens PostNL geen creditfactuur, maar een specificatie van de creditering gericht aan [naam bedrijf].
€ 11.593,65 is gericht aan [naam bedrijf] en niet aan Tulip Express. In dit kader acht de kantonrechter tevens van belang dat op het document waar Tulip Express zich in het kader van de creditering op beroept, niet is vermeld dat het om een (credit)factuur gaat (er staat slechts “
Supplying business partner details for Invoice: 1141-218151”). Zodoende is naar het oordeel van de kantonrechter niet komen vast te staan dat het bedrag van
€ 11.593,65 in mindering strekt op de door PostNL in deze procedure gevorderde hoofdsom.