ECLI:NL:RBROT:2022:7008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
9597024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst met verwijzing naar schadestaat voor toekomstige huurtermijnen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. drs. C. Sneevliet, en Infinitascare B.V., die zelf procedeert. De procedure betreft de ontbinding van een huurovereenkomst voor kantoorruimte, waarbij Infinitascare een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 12.447,79. De huurovereenkomst was aangegaan voor vijf jaar, met een maandelijkse huurprijs die in de loop van de tijd is aangepast. Infinitascare heeft het gehuurde in december 2021 verlaten, maar de huurachterstand bleef bestaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 heeft [eiser] zijn vordering tot ontruiming ingetrokken en in plaats daarvan de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, evenals betaling van de huurachterstand en schadevergoeding. Infinitascare heeft verweer gevoerd, onder andere met de stelling dat zij in financiële moeilijkheden verkeert en dat er onterecht btw is betaald. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Infinitascare ernstig tekort is geschoten in haar betalingsverplichtingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

De kantonrechter heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen en Infinitascare veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en buitengerechtelijke kosten. De schadevergoeding voor huurderving is toegewezen, maar zal nader worden opgemaakt bij staat. De proceskosten zijn voor rekening van Infinitascare, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9597024 \ CV EXPL 21-42065
datum uitspraak: 12 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. drs. C. Sneevliet,
tegen
Infinitascare B.V.,
vestigingsplaats: Barendrecht,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam],
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘[eiser]’ en ‘Infinitascare’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 10 december 2021, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van Infinitascare, met bijlage;
  • de brief van 22 maart 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 13 juni 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiser], bijgestaan door mr. T. Colijn als gemachtigde en [naam] namens Infinitascare.

2..De feiten

2.1.
Infinitascare huurt van [eiser] de kantoorruimte aan de [adres] (hierna: ‘het gehuurde). De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op 1 juni 2021 en lopende tot en met 31 mei 2026.
2.2.
De maandelijkse huurprijs bedroeg bij aanvang van bovengenoemde huurperiode maandelijks € 1.808,95 (inclusief btw). Met ingang van 1 november 2021 zijn partijen een maandelijks bedrag van € 1.495,00 (exclusief btw) overeengekomen aangezien Infinitascare het gehuurde niet gebruikte voor prestaties die recht geven op aftrek van belasting.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW van toepassing (hierna: ‘de algemene bepalingen’). In de algemene bepalingen is - voor zover van belang - onder meer het volgende opgenomen:
Betalingen
[…]
23.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien Huurder voor de in artikel 23.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij Verhuurder heeft ingediend en Verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.
[…]
Kosten, verzuim
28.1
In alle gevallen waarin (Ver)Huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (Ver)Huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (Ver)Huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of Huurder tot ontruiming te dwingen, is (Ver)Huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte - met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (Ver)Huurder te betalen proceskosten - aan (Ver)Huurder te voldoen.
2.4.
Tot en met de maand december 2021 heeft Infinitascare een huurachterstand (inclusief (boete)rente) laten ontstaan van € 12.447,79. Infinitascare heeft in de maand december 2021 het gehuurde verlaten.

3..Het geschil

3.1.
Na tijdens de mondelinge behandeling de vordering strekkende tot ontruiming van het gehuurde te hebben ingetrokken, eist [eiser] samengevat:
  • de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde te ontbinden;
  • Infinitascare te veroordelen aan hem te betalen:
o € 12.447,79 aan hoofdsom;
o € 1.495,00 per maand na december 2021 dat Infinitascare met de ontruiming van het gehuurde in gebreke blijft;
o € 218,97 aan reeds verschenen wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW berekend tot 2 december 2021;
o de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW over de hoofdsom vanaf 2 december 2021;
o primair een schadevergoeding van € 79.235,00, subsidiair en in goede justitie te bepalen bedrag en meer subsidiair een schadevergoeding op te maken bij staat;
o € 1.597,17 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • Infinitascare te veroordelen in de proceskosten met rente en de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser] baseert de eis - kort gezegd - op het volgende. Infinitascare heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 23.2 van de algemene bepalingen is Infinitascare een boete van € 300,00 per maand verschuldigd bij niet tijdige betaling. Aangezien de huurovereenkomst is afgesloten voor de duur van vijf jaar, lijdt [eiser] door ontbinding van de huurovereenkomst vermogensschade, bestaande uit 53 misgelopen huurtermijnen, te rekenen vanaf de eerste vervallen termijn na dagvaarding. De buitengerechtelijke kosten worden gevorderd op grond van artikel 28.1 van de algemene bepalingen.
3.3.
Infinitascare is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Infinitascare verkeert in financiële moeilijkheden. Daarnaast heeft Infinitascare in de eerste maanden van de huurperiode ten onrechte btw betaald aan [eiser], hetgeen dient te worden verrekend met de openstaande huurachterstand.

4..De beoordeling

Huurachterstand

4.1.
Ter onderbouwing van de hoogte van de gevorderde hoofdsom heeft [eiser] in een specificatie zowel de onbetaald gebleven huurtermijnen als de maandelijkse boetebedragen opgesomd. Uit die specificatie blijkt dat de huurachterstand (zonder boetes) berekend tot en met de maand december 2021 in totaal € 10.647,79 bedroeg.
4.2.
Het beroep van Infinitascare op verrekening van de reeds betaalde btw-bedragen over de periode van juni 2021 tot en met oktober 2021 met de huurachterstand slaagt niet. [eiser] heeft immers onbetwist gesteld dat hij de ontvangen btw-bedragen reeds heeft afgedragen aan de belastingdienst en dat Infinitascare niet aan hem heeft meegedeeld dat zij niet btw-plichtig was. Bovendien staat in de huurovereenkomst een specificatie van de maandelijkse huurprijs, waaruit blijkt dat er btw werd gerekend over de huur. Infinitascare was dus op de hoogte en is ook akkoord gegaan met de huurprijs inclusief btw. Infinitascare heeft de huurachterstand niet anderszins gemotiveerd betwist. Het bedrag van € 10.647,79 is dan ook aan huurachterstand toewijsbaar.
Ontbinding huurovereenkomst
4.3.
Aangezien Infinitascare een huurachterstand heeft laten ontstaan van meer dan drie maanden, staat in beginsel vast dat zij ernstig tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden. Dat is alleen anders wanneer de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De door Infinitascare aangevoerde financiële moeilijkheden, hoe vervelend deze ook voor haar zijn, leiden niet tot het oordeel dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Dat betekent dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen.
Schadevergoeding vanaf de ontruiming
4.4.
[eiser] heeft daarnaast gevorderd om Infinitascare te veroordelen om de maandelijkse huurprijs van € 1.495,00 te betalen voor iedere maand na december 2021 dat Infinitascare met de ontruiming van het gehuurde in gebreke blijft. Tussen partijen is niet in geschil dat Infinitascare in de maand december 2021 het gehuurde heeft verlaten. Als gevolg hiervan staat vast dat er géén maand na december 2021 is waarin Infinitascare met de ontruiming van het gehuurde in gebreke is gebleven. De bovengenoemde vordering tot betaling van de maandelijkse huurprijs zal dan ook worden afgewezen.
4.5.
Wordt een huurovereenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden, dan is ingevolge artikel 6:277 lid 1 BW de partij wier tekortkoming een grond voor ontbinding heeft opgeleverd, verplicht haar wederpartij de schade te vergoeden die deze lijdt, doordat geen nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. Vanaf de dag van ontruiming is die schade in beginsel gelijk aan de door Infinitascare aan [eiser] verschuldigde huur tot de datum waarop de huurovereenkomst zou zijn geëindigd als geen ontbinding had plaatsgevonden, te weten 31 mei 2026, althans zoveel eerder als het [eiser] lukt voor die datum een andere huurder te vinden. Of dit lukt en zo ja wanneer, is op dit moment niet duidelijk. Over de periode na ontruiming is begroting van de schade op grond van de beschikbare gegevens dan ook (nog) niet mogelijk. Daarom zal de kantonrechter wat dit deel van de schade betreft Infinitascare veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat. In het voorkomende geval zal dan dienen te worden bezien of [eiser] heeft voldaan aan de op hem rustende schadebeperkingsplicht door serieuze pogingen te ondernemen om het gehuurde aan een nieuwe huurder te verhuren.
Contractuele boete
4.6.
[eiser] heeft over de zes maanden waarover de huurachterstand is berekend, een boete van 1% per maand, met een minimum van € 300,00 gevorderd op grond van artikel 25.3 van de algemene bepalingen. Infinitascare heeft geen verweer gevoerd tegen deze contractuele boete. De gevorderde boete van in totaal € 1.800,00 (zes maal € 300,00) zal dan ook als gegrond en niet weersproken worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.7.
[eiser] vordert, naast de hiervoor genoemde contractuele boete, tevens de wettelijke rente over de vervallen huurtermijnen vanaf de verzuimdatum van de betreffende termijn tot aan 2 december 2021 ten bedrage van € 218,97. De kantonrechter overweegt dat zowel de gevorderde wettelijke rente als de gevorderde contractuele boete een vorm van schadevergoeding betreffen, die verschuldigd is bij de vertraging in de voldoening van een geldsom. Uit artikel 6:92 lid 2 BW, dat van regelend recht is, volgt dat een verschuldigde contractuele boete in de plaats treedt van een schadevergoeding op grond van de wet, zoals wettelijke rente. De contractuele boete vervangt dus de wettelijke rente, tenzij partijen zijn overeengekomen dat zij van deze wettelijke regeling afwijken. Van dat laatste is niet gebleken. Infinitascare is zodoende slechts de contractuele boete verschuldigd en niet tevens de wettelijke rente. Aangezien de wettelijke rente is gevorderd over de maanden waarvoor reeds een boetebedrag in rekening is gebracht, zal de vordering tot betaling van de wettelijke rente worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.8.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.597,17. Voldoende is gebleken dat er door [eiser] buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter acht termen aanwezig om de op grond van artikel 28.1 van de algemene bepalingen gevorderde buitengerechtelijke incassokosten te matigen op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv. Gesteld noch gebleken is immers dat de werkelijk door [eiser] gemaakte kosten hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke incassokosten zullen conform dat tarief worden toegewezen tot het bedrag van € 881,48.
Proceskosten
4.9.
Infinitascare krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser] tot vandaag vast op € 105,13 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 373,00 tarief). Dit is totaal € 1.358,13. Voor kosten die [eiser] maakt na deze uitspraak moet Infinitascare ook een bedrag betalen van € 124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de kantoorruimte aan de [adres];
5.2.
veroordeelt Infinitascare om aan [eiser] te betalen € 10.647,79 aan huurachterstand, berekend tot en met de maand december 2021, € 1.800,- aan contractuele boetes en € 881,48 aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt Infinitascare tot vergoeding aan [eiser] van de schade wegens huurderving over de periode vanaf januari 2022 tot aan het moment dat [eiser] het gehuurde aan een ander heeft verhuurd, echter ten laatste tot 31 mei 2026, nader op te maken bij staat;
5.4.
veroordeelt Infinitascare in de proceskosten, aan de kant van [eiser] tot vandaag vastgesteld op € 1.358,13 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
48637