ECLI:NL:RBROT:2022:704
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faillissementsverklaring van een natuurlijke persoon op verzoek van pensioenfondsen
Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure. De zaak betreft een verzoekschrift van twee stichtingen, namelijk het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg en het Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Beroepsgoederenvervoer over de Weg en Verhuur van Mobiele Kranen, die faillietverklaring hebben aangevraagd van een natuurlijke persoon. De verzoeksters hebben vorderingen ingediend wegens niet-betaalde pensioenpremies, waarbij de eerste stichting een vordering heeft van € 61.181,80 en de tweede stichting een vordering van € 25.368,68. Tijdens de zittingen is gebleken dat de verweerder, die in financiële problemen verkeert, de hoogte van de vordering van de eerste stichting niet betwist, maar de vordering van de tweede stichting wel. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een pluraliteit van schuldeisers en dat de verweerder in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het belang van de verzoeksters bij de faillietverklaring voldoende aannemelijk is gemaakt, mede gezien de mogelijkheid om aanspraak te maken op de loongarantieregeling van het UWV. De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring toegewezen en de verweerder in staat van faillissement verklaard. Tevens zijn mr. C.G.E. Prenger benoemd tot rechter-commissaris en mr. S. Visser tot curator. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 januari 2022.