In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker die onder beschermingsbewind staat. Verzoeker had op 4 april 2022 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, bestaande uit zeven concurrente schuldeisers met een totale vordering van € 62.363,57. Verzoeker had eerder een schuldregeling aangeboden, maar één van de schuldeisers, [schuldeiser 2], weigerde in te stemmen met het aanbod, omdat zij het aangeboden bedrag te laag vond in verhouding tot de totale schuldvordering. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat zes van de zeven schuldeisers akkoord waren gegaan met de regeling, wat een ruime meerderheid vormt. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat het voorstel goed gedocumenteerd was en dat verzoeker gemotiveerd was om zijn schulden op te lossen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wogen dan die van [schuldeiser 2]. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen. Tevens is [schuldeiser 2] veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot, aangezien verzoeker niet bijgestaan werd door een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.