ECLI:NL:RBROT:2022:706

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
ROT 22/153
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met beëindiging WGA-uitkering na wijziging gezondheidssituatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, heeft in september 2021 een wijziging in haar gezondheidssituatie doorgegeven, namelijk dat zij een tweede operatie had ondergaan. Ondanks deze melding heeft verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geen actie ondernomen en de WGA-uitkering van verzoekster beëindigd per 16 december 2021. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij niet kon wachten op de uitkomst van haar bezwaar.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoekster met haar bijstandsuitkering niet in haar vaste lasten kan voorzien. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verweerder niet aanwezig was bij de zitting, waardoor er geen vragen konden worden gesteld over de hoogte van een eventuele vervolguitkering. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoekster mogelijk recht heeft op een vervolguitkering, en daarom is besloten om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat verweerder aan verzoekster voorschotten moet verstrekken ter hoogte van haar eerdere WGA-uitkering, tot de beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/153

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 februari 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. R.T. Poort),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. W. Smith).

Procesverloop

In het besluit van 11 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de WGA [1] -uitkering van verzoekster beëindigd per 16 december 2021.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 januari 2022 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig verzoekster en haar gemachtigde. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Overwegingen

Verzoekster kreeg een WGA-uitkering
1. Op 27 januari 2021 heeft verweerder aan verzoekster laten weten dat zij een WGA-uitkering krijgt van 16 december 2019 tot en met 15 december 2021. Vanaf 16 december 2021 krijgt zij geen uitkering meer, omdat zij vanaf 3 december 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Als de gezondheidssituatie van verzoekster verandert, dan moet ze dit direct doorgeven en dan wordt haar situatie opnieuw bekeken.
Verzoekster geeft wijziging door
2. Verzoekster heeft op 2 september 2021 aan verweerder doorgegeven dat zij een (tweede) operatie heeft ondergaan op 6 augustus 2021 en zij vraagt om een herbeoordeling. Verweerder heeft niets met deze melding gedaan.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Verweerder heeft de WGA-uitkering van verzoekster beëindigd per 16 december 2021. Dit omdat verzoekster voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Verzoekster is het niet eens met dit besluit. Zij wil met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat haar uitkering wordt hervat totdat er op haar bezwaarschrift is beslist.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
5. Verzoekster voert aan dat zij een spoedeisend belang heeft bij deze procedure, wat verweerder betwist. Verzoekster ontving een WGA-uitkering van bruto € 2.111,27. Zij ontvangt nu een bijstandsuitkering van bruto € 1.091,71. Volgens verzoekster is dit niet voldoende, omdat haar vaste lasten ruim € 1.500,- bedragen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Zo heeft verzoekster haar hypotheeklasten (€ 574,26) en de aflossing van een lening (€ 350,-) met stukken onderbouwd.
De voorzieningenrechter vindt het daarom aannemelijk dat verzoekster met de haar inmiddels gekregen bijstandsuitkering elke maand geld te kort komt. Dit levert een spoedeisend belang op bij deze procedure.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
6. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
7. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder ten onrechte niets heeft gedaan met het wijzigingsformulier van verzoekster van 2 september 2021. Verweerder heeft verzoekster inmiddels laten weten dat er een herbeoordeling zal plaatsvinden, maar verzoekster heeft hiervoor nog geen uitnodiging ontvangen. Het is dus niet bekend wanneer zij uitsluitsel zal krijgen over een eventuele vervolguitkering. Een ander probleem is dat verweerder niet bij de zitting aanwezig was en de voorzieningenrechter daarom niet heeft kunnen vragen hoe hoog een eventuele vervolguitkering in het geval van verzoekster zal zijn. De voorzieningenrechter heeft met verzoekster besproken dat zij bij hervatting van haar WGA-uitkering het risico loopt dat zij een te hoge uitkering of zelfs helemaal ten onrechte een uitkering ontvangt, waardoor zij straks opgezadeld zit met een terugvordering door verweerder en dus met een schuld. Verzoekster heeft verklaard dat zij zich hiervan bewust is, maar dat zij dit risico wil nemen gelet op haar huidige financiële situatie.
8. Nu verweerder heeft nagelaten voortvarend aan de slag te gaan met het wijzigingsformulier, heeft verzoekster vóór het aflopen van haar WGA-uitkering geen uitsluitsel gekregen over een eventuele vervolguitkering. Omdat het wijzigingsformulier betrekking heeft op een operatie, sluit de voorzieningenrechter niet uit dat verzoekster recht zal hebben op een vervolguitkering. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Proceskosten en griffierecht
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
10. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder vanaf 16 december 2021 voorschotten dient te verstrekken ter hoogte van bruto € 2.111,27 per maand, tot aan de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten