ECLI:NL:RBROT:2022:706
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in verband met beëindiging WGA-uitkering na wijziging gezondheidssituatie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, heeft in september 2021 een wijziging in haar gezondheidssituatie doorgegeven, namelijk dat zij een tweede operatie had ondergaan. Ondanks deze melding heeft verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geen actie ondernomen en de WGA-uitkering van verzoekster beëindigd per 16 december 2021. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij niet kon wachten op de uitkomst van haar bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien verzoekster met haar bijstandsuitkering niet in haar vaste lasten kan voorzien. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verweerder niet aanwezig was bij de zitting, waardoor er geen vragen konden worden gesteld over de hoogte van een eventuele vervolguitkering. Dit heeft geleid tot de conclusie dat verzoekster mogelijk recht heeft op een vervolguitkering, en daarom is besloten om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en bepaald dat verweerder aan verzoekster voorschotten moet verstrekken ter hoogte van haar eerdere WGA-uitkering, tot de beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 3 februari 2022.