Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
2..Het verzoek
3..Het verweer
4..De beoordeling
5..De beslissing
van zes maanden;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 8 juni 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 17 juni 2022 bepaald. Tijdens de zitting is de advocaat van verzoeker, mr. D.A. IJpelaar, verschenen, evenals mr. A. Ekkel namens de verweerster, de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam. Verzoeker, die sinds 2017 een WIA-uitkering ontvangt en 80-100% afgekeurd is, heeft aangegeven dat hij zijn huurtermijnen zal blijven voldoen totdat zijn budgetbeheer is opgestart. Verweerster heeft echter het verzoek afgewezen, omdat verzoeker gedurende vier maanden de huur niet had betaald en er geen vertrouwen was in een minnelijke regeling.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat verzoeker voldoende inkomsten heeft om de lopende huurtermijnen te voldoen en dat zijn belangen zwaarder wegen dan die van verweerster.
De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.A. Cnossen en openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.