ECLI:NL:RBROT:2022:7068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
FT EA 22/509 en FT EA 22/510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een moratoriumverzoek voor zes maanden in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft verzoeker op 8 juni 2022 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 287b, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 17 juni 2022 bepaald. Tijdens de zitting is de advocaat van verzoeker, mr. D.A. IJpelaar, verschenen, evenals mr. A. Ekkel namens de verweerster, de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam. Verzoeker, die sinds 2017 een WIA-uitkering ontvangt en 80-100% afgekeurd is, heeft aangegeven dat hij zijn huurtermijnen zal blijven voldoen totdat zijn budgetbeheer is opgestart. Verweerster heeft echter het verzoek afgewezen, omdat verzoeker gedurende vier maanden de huur niet had betaald en er geen vertrouwen was in een minnelijke regeling.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker een vonnis tot ontruiming had ontvangen, oordeelde de rechtbank dat er inderdaad sprake was van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker, die in zijn huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wilde uitvoeren. De rechtbank concludeerde dat verzoeker voldoende inkomsten heeft om de lopende huurtermijnen te voldoen en dat zijn belangen zwaarder wegen dan die van verweerster.

De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. B.A. Cnossen en openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 17 juni 2022
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 8 juni 2022, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 8 juni 2022 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 17 juni 2022.
Ter zitting van 17 juni 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mr. D.A. IJpelaar, werkzaam bij JAW Advocaten (hierna: advocaat).
Mr. A. Ekkel, werkzaam bij Bazuin & Partners heeft namens de Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam, gevestigd te Rotterdam (hierna: verweerster), voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank een verweerschrift toegezonden.
Na de zitting heeft de advocaat van verzoeker per e-mail d.d. 21 juni 2022 een (voorlopige) schuldenlijst, een eigen verklaring van verzoeker en het door verzoeker en de gemeente Rotterdam ondertekende plan van aanpak aan de rechtbank gestuurd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2021 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker ontvangt sinds 2017 een WIA-uitkering. Hij is 80-100% afgekeurd. Daarnaast ontvangt verzoeker huur- en zorgtoeslag. Met deze inkomsten kan hij de vaste lasten voldoen. Het ligt in de bedoeling dat het budgetbeheer in de week van 20 juni 2022 wordt opgestart. Verzoeker heeft ter zitting toegezegd dat hij, totdat het budgetbeheer volledig is opgestart, de lopende huurtermijnen zal voldoen, direct na ontvangst van zijn WIA-uitkering. Een medewerker van de gemeente Rotterdam gaat hem hierbij ondersteunen.

3..Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek van verzoeker dient te worden afgewezen. Kort samengevat heeft zij daartoe het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft gedurende de tijd dat hij in het gehuurde woont, ruim vier maanden de huur niet betaald en niet kan worden geoordeeld dat aannemelijk is dat de lopende huur kan en zal worden voldaan. Verweerster wenst geen regeling meer te treffen met verzoeker gezien de hoogte van de openstaande vordering en de slechte betalingsmoraal. Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat een minnelijke regeling nog enig effect zal hebben.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2021 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 8 juni 2022 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 14 juni 2022 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 24 februari 2021 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Uit een overzicht, zoals gevoegd bij het verweerschrift, blijkt dat verzoeker de huur over de maanden februari 2022 tot en met juni 2022 heeft voldaan. Verzoeker heeft op 7 juni 2022 een intakegesprek gehad met schuldhulpverlening, zodat het minnelijk traject kan worden opgestart. Daarnaast ligt het in de verwachting dat budgetbeheer in de week van 20 juni 2022 zal worden opgestart. Tot het moment dat budgetbeheer volledig is opgestart, zal verzoeker zijn vaste lasten zelf voldoen, waarbij hij zal worden ondersteund door een medewerker van de gemeente Rotterdam. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat hij gebruik wenst te maken van budgetbeheer, zodat zijn vaste lasten tijdig worden voldaan. Verzoeker heeft voldoende inkomsten uit een WIA-uitkering en huurtoeslag om de lopende termijnen te kunnen voldoen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 24 februari 2021 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur
van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.