Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding met producties van 11 juli 2022;
- de conclusie van antwoord;
- de pleitnota van de man.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind. De vrouw woont momenteel met de minderjarige in [plaatsnaam 1], terwijl de man verzoekt om nakoming van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam van 6 april 2022, waarin is bepaald dat de vrouw met de minderjarige binnen een maand na de beschikking moet terugverhuizen naar [plaatsnaam 2]. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking en verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging, maar de man vordert dat de vrouw wordt veroordeeld tot nakoming van de beschikking.
Tijdens de zitting op 29 juli 2022 is de vrouw verschenen met haar advocaat, evenals de man en zijn advocaat, en de raad voor de kinderbescherming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw geen uitvoering heeft gegeven aan de beschikking van 6 april 2022 en dat zij stelt niet in staat te zijn om terug te verhuizen vanwege een gebrek aan woonruimte in [plaatsnaam 2]. De man heeft echter betoogd dat de vrouw zonder zijn toestemming met de minderjarige is verhuisd en dat er geen geldige reden is om de beschikking niet na te komen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw onverwijld moet voldoen aan de beschikking van 6 april 2022, ongeacht haar omstandigheden. De vordering van de man is toegewezen, en de vrouw is veroordeeld tot nakoming van de uitspraak, op straffe van voorlopige toevertrouwing van de minderjarige aan de man. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2022.