ECLI:NL:RBROT:2022:7107

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
C/10/627456 / HA ZA 21-928
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over uitvoering overeenkomst en rechtsverwerking in relatie tot kwaliteit van oud papier

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de N.V. Reinis en de B.V. Peute Papierrecycling over de uitvoering van een overeenkomst betreffende de inzameling en verwerking van oud papier. Reinis, die zich bezighoudt met de inzameling van afval, heeft in 2020 de samenwerking met Peute opgezegd. Peute heeft echter extra verwerkingskosten in rekening gebracht, omdat het door Reinis geleverde oud papier niet voldeed aan de overeengekomen kwaliteitsnormen. Reinis vordert terugbetaling van deze kosten, die zij als onverschuldigd beschouwt, en stelt dat Peute wanprestatie heeft gepleegd.

De rechtbank heeft de procedure in detail bekeken, inclusief de dagvaarding, de conclusie van antwoord en de bewijsstukken. De feiten tonen aan dat Reinis en Peute sinds 2009 samenwerken en dat er een overeenkomst is die de voorwaarden voor de inzameling en verwerking van oud papier regelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat Peute extra kosten heeft gemaakt vanwege de vervuiling van het door Reinis geleverde oud papier, wat in strijd was met de kwaliteitsnormen die in de overeenkomst zijn vastgelegd. De rechtbank oordeelt dat Reinis in haar vordering ontvankelijk is, maar dat de extra verwerkingskosten gerechtvaardigd zijn, gezien de omstandigheden en de kwaliteitseisen die niet zijn nageleefd.

De rechtbank heeft de vordering van Reinis tot terugbetaling van de extra kosten afgewezen, omdat Peute aan haar verplichtingen heeft voldaan en de extra kosten terecht in rekening heeft gebracht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de wettelijke handelsrente pas ingaat na de sommatie van 10 februari 2021. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor bewijslevering, waarbij Reinis de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren dat Peute de extra werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. De beslissing over de proceskosten en andere vorderingen is aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/627456 / HA ZA 21-928
Vonnis van 17 augustus 2022
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. REINIS,
gevestigd te Spijkenisse,
eiseres,
advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEUTE PAPIERRECYCLING B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. V. van den Bos te Rotterdam
Partijen zullen hierna Reinis en Peute worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 september 2021 met 39 producties en de beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 39 en 41 tot en met 43;
  • de twee akten waarbij Peute de producties 37 en 40 en een aanvulling op die laatste productie heeft overgelegd;
  • de twee akten houdende uitlating producties van Reinis;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 8 april 2022 gehouden mondelinge behandeling.
1.2
Ten slotte is het vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1
Reinis drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de inzameling van huishoudelijk en bedrijfsafval. De aandelen van Reinis zijn voor 100% in handen van de gemeente Nissewaard.
2.2
Reinis en (de rechtsvoorgangster van) Peute hebben vanaf 2009 samengewerkt.
Op 22 maart 2013 is die samenwerking opnieuw vastgelegd in een overeenkomst (hierna: de overeenkomst), die op 1 januari 2014 in werking is getreden. De oorspronkelijke looptijd was vijf jaar. Daarna is de overeenkomst steeds stilzwijgend verlengd met een jaar.
De opzegtermijn bedroeg zes maanden.
Reinis heeft de overeenkomst bij aangetekend verzonden brief van 1 mei 2020 opgezegd tegen 1 januari 2021.
2.3
De considerans van die overeenkomst luidt, voor zover hier van belang:
“1. Reinis en Peute hebben op 22 maart 2013 besloten hun samenwerking voor een nieuwe periode voort te zetten, De samenwerking is gericht op de afname en verwerking van ingezameld oud papier teneinde dit geschikt te maken voor hergebruik.
2. Al het door Reinis ingezamelde oud papier zal ter beschikking worden gesteld aan Peute.
3. Peute is bereid en in staat al het via Reinis ter beschikking komende oud papier af te nemen en te verwerken om dit geschikt te maken voor hergebruik.
4. Peute garandeert dat al het door of namens Reinis ingezamelde oud papier, gedurende de looptijd van en met inachtneming van de voorwaarden zoals deze staan omschreven in deze overeenkomst, kan worden afgezet.
(…)”
2.4
Die overeenkomst luidt, voor zover hier van belang:
“Artikel 1 Kwaliteit aangeleverd papier
1.1
Het door Reinis geleverde oud papier zal bestaan uit de kwaliteit inzamelingsbont.
1.2
Onder inzamelingsbont wordt in deze overeenkomst verstaan hetgeen vermeld staat in de European List of Standard Grades of Recovered Paper and Board van de CEPI (versie juni 2003) onder het nummer 1.01.
Artikel 2 Inzameling en aanlevering papier
2.1
Reinis verzorgt zelfstandig de huis-aan-huis inzameling, de inzameling van de boven- en ondergrondse verzamelcontainers en de inzameling bij het eigen milieustation. Daarnaast transporteert Reinis het papier dat op bovenstaande manieren wordt ingezameld naar de firma Klein Recycling BV te Zwartewaal.
2.2
Het plaatsen en ophalen van zeecontainers (periodiek of op afroep) bij scholen
en verenigingen wordt uitgevoerd door Klein Recycling BV. Voor de zeecontainers wordt uitgegaan van een minimale beladingsgraad van 2,5 ton per container. Plaatsen en ophalen van de zeecontainers gebeurt tegen een tarief van € 17,66 per ton ingezameld papier. Deze kosten worden verrekend met de opbrengst per ton. Daarnaast wordt dit tarief jaarlijks geïndexeerd door middel van de standaard NEA-index. De eerste indexatie wordt toegepast per 1 januari 2014.
Artikel 3 Acceptatie, eigendom en risico
3.1
Een zending oud papier wordt als geaccepteerd aangemerkt zodra die is aangeleverd en is geregistreerd bij Klein Recycling BV. Bij eventuele afwijking van de overeengekomen kwaliteit, zal dit direct met foto's worden vastgelegd.
Vervolgens wordt daarvan door Peute melding gemaakt bij Reinis. Als een dergelijke situatie zich voordoet, dan zullen bij Reinis de verwerkingskosten op de opbrengst in mindering worden gebracht.
3.2
Eigendom, risico en aansprakelijkheid van al het aangeboden oud papier gaan over op Peute vanaf acceptatie.
Artikel 5 Bewerking van het oud papier
5.1
Peute neemt op zich en verbindt zich jegens Reinis om het oud papier in een sorteerinrichting een voorbewerking te doen ondergaan, die het beter geschikt maakt om te dienen als grondstof voor een product voor hergebruik, Deze voorbewerking bestaat minimaal uit het sorteren, bundelen en/of persen van het aangeboden oud papier.
5.2
Peute verplicht zich ten opzichte van Reinis dat al het bij haar geaccepteerde oud papier afgeleverd door Reinis als grondstof dient voor een product voor hergebruik. Verbranding en/of storten van het geaccepteerde oud papier wordt niet toegestaan.
Artikel 6 Prijzen en condities
6.1
Calculatie van de vergoeding aan Reinis, de marktprijscalculatie, vindt plaats zoals aangegeven in artikel 6.4, te weten de gemiddelde internationale marktprijs (d.w.z. het gemiddelde van de marktprijs in Nederland/België en het Verre Oosten voor ontinktingspapier (O.I.) en karton plus een vaste bonus en minus de kosten voor verwerking en natransport zoals benoemd onder artikel 6.3. Voor de calculatie wordt een prijsverhouding toegepast van 60% O.I. en 40% karton.
(…).
6.3
Onder de bonus en kosten voor verwerking en natransport vernoemd in artikel 6.1 en 6.4 wordt uitgegaan van de volgende prijzen:
1) Vaste bonus € 12,00 per ton
2) Kosten verwerking € 22,13 per ton
3) Kosten natransport € 11,23 per ton
De kosten voor verwerking worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de CPI richtlijnen.
De kosten voor natransport worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de NEA-Index. Deze indexeringen worden toegepast per1 januari 2014.
(…)
Artikel 10 Slotbepalingen
10.1
Indien deze overeenkomst naar mening van partijen dient te worden aangepast, zullen partijen de aanpassingen schriftelijk aan elkaar bevestigen.
Geen aanpassing, wijziging of toevoeging aan deze overeenkomst of het afstand doen van enige bepaling van deze overeenkomst, zal bindend zijn tussen partijen, tenzij deze schriftelijk, onder uitdrukkelijke verwijzing naar deze overeenkomst, is vastgelegd en ondertekend door de partij tegen wie een dergelijke aanpassing, wijziging of toevoeging of afstandsverklaring zou hebben te gelden.”
2.5
De European List of Standard Grades of Recovered Paper and Board van de CEPI (versie juni 2003) vermeldt het volgende.
Voorwaarden en definities
Onbruikbaar materiaal
Materiaal dat ongeschikt is voor de productie van papier en karton zijn:
“papiervreemde bestanddelen” en “papier en karton schadelijk voor productie”.
Oud papier en karton behoort in principe te worden geleverd zonder onbruikbaar materiaal. Indien voor speciale soorten tussen afnemer en leverancier een bepaalde hoeveelheid onbruikbaar materiaal is overeengekomen, dan wordt enkel gerefereerd aan materiaal dat onder de aanduiding `papier en karton schadelijk voor productie' valt.
Papiervreemde bestanddelen
Met `papiervreemde bestanddelen' wordt ieder ander materiaal in het oudpapier en karton bedoeld, dat bij de verwerking van het oudpapier schade aan machines, of productiestoringen kan veroorzaken, dan wel kan leiden tot waardevermindering van het eindproduct.
Tot de papiervreemde bestanddelen worden onder andere gerekend:
• metaal
• kunststof (folie)
• glas
• textielsoorten
• hout
• zand en bouwstoffen
• synthetische materialen
• synthetische papieren
(…)
Deze lijst noemt onder nummer 1.01:
“1.01 Ongesorteerd papier en karton, ongewenste materialen verwijderd.
- Een mix van verschillende papier- en kartonsoorten, zonder restrictie t.a.v. kortvezelig materiaal.
2.6
Reinis verzorgde de inzameling van oud papier en karton (hierna: OPK) en transporteerde dit naar Klein Recycling B.V., onderaannemer van Peute.
2.7
Peute heeft over de periode van januari tot en met december 2020 in totaal € 96.787,07 exclusief btw aan extra verwerkingskosten verrekend met de aan Reinis te betalen opbrengst van het OPK.
2.8
Bij exploot van 4 maart 2021 is op verzoek van Reinis conservatoir beslag gelegd onder Peute. Bij exploten van 2 september 2021 is namens Reinis onder de publiekrechtelijke lichamen Gemeente Arnhem en Servicepunt 71 en onder Klein Recycling B.V. conservatoir derdenbeslag gelegd.

3.De vordering

3.1
Reinis vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. zal verklaren voor recht dat Peute wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar, dat zij, Reinis, onverschuldigd heeft betaald aan Peute, dan wel dat Peute ongerechtvaardigd is verrijkt, doordat Peute werkzaamheden in rekening heeft gebracht die niet zijn verricht en dat er op Peute daarom een terugbetalingsverplichting rust;
2 Peute zal veroordelen tot terugbetaling aan haar van een bedrag van € 96.787,07, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten en verschotten vanaf de sommatiedatum 10 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
3 Peute zal veroordelen tot betaling van de door haar gemaakte advocaatkosten van € 32.000,-, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en omzetbelasting,
dit alles met veroordeling van Peute in de proceskosten, waaronder de beslagkosten, het salaris van de advocaat en de nakosten.
3.2
Reinis baseert haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, op de volgende, zakelijk weergegeven stellingen.
Peute heeft eenzijdig haar condities aangepast. De wijzigingen bestonden erin dat zij eind 2019 is begonnen met het sturen van kwaliteitsanalyses en stelde dat het OPK dat Reinis leverde niet voldeed aan de overeengekomen kwaliteitseisen. Daarom was volgens Peute een extra sortering noodzakelijk, waarvoor zij Reinis € 26,- per ton in rekening bracht.
Deze volgens Peute noodzakelijke werkzaamheden heeft Peute niet laten uitvoeren, zo is haar gebleken uit mededelingen van Klein Recycling, bij wie Peute deze werkzaamheden had ondergebracht.
Er is dus sprake van een tekortkoming, dan wel van onrechtmatig handelen jegens Reinis. Subsidiair geldt dat zij, Reinis, onverschuldigd heeft betaald en dat Peute ongerechtvaardigd is verrijkt. Het gaat om een bedrag van € 96.787,07 exclusief btw in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 10 februari 2021.
Daarnaast heeft zij aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.742,87 en de werkelijke advocaatkosten van € 32.000,-.

4.Het verweer

4.1
Peute concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met verzoek aan de rechtbank om, voor het geval deze geheel of gedeeltelijk zullen worden toegewezen, te bepalen dat de executie van de door Peute aan Reinis verstrekte bankgarantie niet eerder zal kunnen geschieden dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, en tot veroordeling van Reinis in de proceskosten en de nakosten, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, waarna daarover wettelijke rente is verschuldigd.
4.2
Op dit verweer gaat de rechtbank hierna, waar nodig, in.

5.De beoordeling

5.1
te laat geklaagd?
Peute voert allereerst aan dat Reinis te laat heeft geklaagd over het door haar gestelde gebrek in de prestatie. Reinis had het gebrek steeds uiterlijk op de datum van de individuele facturen, maar uiterlijk op 1 mei 2020, de opzeggingsdatum, moeten ontdekken. Zij heeft toen niet geprotesteerd. Dat heeft zij pas maanden later gedaan. Reinis kan daarom niet in haar vordering worden ontvangen, althans haar vordering moet worden afgewezen, aldus Peute.
Desgevraagd is namens Peute ter mondelinge behandeling verklaard dat zij onder
“het gebrek” in dit geval verstaat: het gestelde doorberekenen van niet gemaakte kosten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Artikel 6:89 BW heeft betrekking op
gebrekkigeprestaties van de schuldenaar die niet aan de verbintenis beantwoorden. De klachtplicht van dit artikel is echter niet van toepassing op de situatie dat de schuldenaar heeft
nagelateneen overeengekomen prestatie te verrichten, zoals de stelling van Reinis luidt (ECLI:NL:HR:2021:1536). Het beroep op artikel 6:89 BW kan dan ook niet slagen. Reinis is in haar vordering ontvankelijk.
5.2
rechtsverwerking?
Peute stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Reinis haar aanspraak niet meer geldend zou maken, of waardoor haar positie onredelijk zou worden benadeeld. Samengevat komen die omstandigheden erop neer dat Reinis volgens haar steeds een passieve houding innam ten opzichte van de meldingen van Peute over het niet voldoen aan de kwaliteitsnorm van verschillende ladingen papier.
Reinis heeft die omstandigheden betwist en heeft gesteld dat zij Peute vaak om uitleg en specificatie heeft gevraagd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Van rechtsverwerking is sprake als redelijkheid en billijkheid de schuldeiser of schuldenaar geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van zijn rechten of bevoegdheden beperken omdat hij zich heeft gedragen (door een handelen of nalaten) op een wijze die onverenigbaar is met die rechtsuitoefening. Alleen tijdsverloop is onvoldoende voor het aannemen van rechtsverwerking. Rechtsverwerking vereist bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn recht of bevoegdheid niet (meer) zal uitoefenen, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als de rechthebbende zijn recht of bevoegdheid alsnog zou uitoefenen.
Ook als de bijzondere omstandigheden die Peute heeft genoemd zouden hebben bestaan
- Reinis betwist dat - dan nog nopen die, mede gezien het vrij beperkte tijdsverloop, niet tot de conclusie dat Peute erop mocht vertrouwen dat Reinis haar recht niet zou uitoefenen. Ook kan de rechtbank, nu Peute het door haar gestelde nadeel niet, althans onvoldoende heeft geconcretiseerd, niet aannemen dat de positie van Peute onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als Reinis Peute in rechte zou betrekken.
Het verweer kan daarom niet slagen.
5.3
in gebreke gesteld?
Peute stelt zich op het standpunt dat zij niet in verzuim kan verkeren omdat zij niet, althans niet tijdig in gebreke is gesteld. Reinis heeft haar echter bij deurwaardersexploot van
10 februari 2021 gesommeerd tot betaling binnen een week, zodat dat verweer niet kan slagen.
5.4
Peute voert voorts, samengevat, het volgende aan.
Zij is niet tekortgeschoten. Zij is haar verplichtingen uit de overeenkomst met Reinis, het verwerken en doorverkopen van door Reinis ingezameld oud papier en karton (hierna: OPK) volledig nagekomen.
Reinis heeft haar echter vanaf november 2019 ladingen sterk vervuild OPK geleverd, in strijd met artikel 1 van de overeenkomst. Op basis van de European List of Standard Grades of Recovered Paper and Board van de CEPI (versie juni 2003) was de overeengekomen kwaliteitsnorm primair 0% vervuiling. Vanwege die schending van de kwaliteitsnorm heeft zij extra verwerkingskosten moeten maken.
De vervuiling van OPK is in heel Nederland in 2019 en 2020 opgetreden en is grotendeels het gevolg van stijging van afgedankte, met voedselresten vervuilde maaltijdverpakkingen en van plastic. In coronatijd is het vervuilingspercentage nog toegenomen als gevolg van internetbestellingen, bezorgmaaltijden, andere (ondergrondse) inzamelmethodes en verslechterd scheidingsgedrag van burgers.
Zij heeft met Reinis voor het OPK expliciete kwaliteits- en bestemmingsafspraken gemaakt.
Op grond van de bestemmingsafspraak had Peute niet de vrijheid om met het OPK iets anders te doen dan zorgen voor hergebruik. Door de bestemmingsafspraak rustte ook op Reinis een zorgplicht. Die heeft zij meerdere keren geschonden, wat gevolgen had voor Peute. Het begrip “verwerkingskosten” moet daarom, met toepassing van de Haviltexnorm, breed worden uitgelegd. Die kosten komen volledig voor rekening en risico van Reinis.
De aan Reinis doorbelaste extra verwerkingskosten zijn daadwerkelijk opgekomen. Aanvankelijk heeft zij deze kosten in rekening gebracht op basis van een vervuilingspercentage van 3%, hoewel het overeengekomen percentage 0% was.
Onder “verwerkingskosten” vallen de standaard kosten van verwerking (artikel 6) en de extra kosten vanwege schending door Reinis van de kwaliteitsnorm (artikel 3.1).
Deze laatste kosten zijn niet gemaximeerd. Onder die kosten moeten worden begrepen de directe kosten van het opschonen van door Reinis geleverd vervuild OPK, en ook de indirecte kosten wanneer opschonen geen realistische optie was en verkoop aan derden tegen een lagere waarde heeft moeten plaatsvinden. Bij de berekening van de hoogte van die kosten is zij aanvankelijk uitgegaan van een reëel gemiddelde over de maanden november en december 2019. Later heeft zij, tot behoud van de klantrelatie met Reinis, die kosten met 20% naar beneden bijgesteld tot een all-inbedrag van € 26,- per ton aangeleverd OPK.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5.4.1
grond voor extra verwerkingskosten?
Reinis en Peute hebben in hun overeenkomst van 22 maart 2013 hun verhouding schriftelijk geregeld. Deze overeenkomst bevat een bepaling over de kwaliteit van het door Reinis aan Peute te leveren oud papier (artikel 1). Ook regelt de overeenkomst wat te doen bij afwijking van deze kwaliteitsnorm (artikel 3.1). In dat geval mag Peute de verwerkingskosten in mindering brengen op de opbrengst. Dit begrip verwerkingskosten wordt in artikel 3.1 van de overeenkomst niet geconcretiseerd. De rechtbank duidt deze kosten aan als “extra verwerkingskosten”.
Ook bevat de overeenkomst geen bepaling over de wijze van vaststelling van een afwijking van de kwaliteitsnorm.
Peute heeft voorts aan Reinis gegarandeerd dat al het papier dat Reinis aanleverde kon worden afgezet (considerans onder 4) en heeft zich jegens Reinis verplicht voor hergebruik van het oud papier te zorgen. Verbranding en/of storten van het geaccepteerde oud papier wordt niet toegestaan, aldus het slot van artikel 5.2.
5.4.2
Peute stelt zich op het standpunt dat het OPK geen enkele vervuiling mag bevatten en verwijst naar de European List of Standard Grades of Recovered Paper and Board van de CEPI (versie juni 2003).
De rechtbank stelt vast dat de norm in de overeenkomst niet duidelijk wordt genoemd.
De European List of Standard Grades of Recovered Paper and Board van de CEPI (versie juni 2003) noemt het percentage 0 niet. Uit verschillende e-mailberichten van Peute aan Reinis blijkt dat Peute zelf in elk geval niet van dat percentage uitging, maar van 1,5 of 3%. Uit niets is bovendien gebleken dat Reinis en Peute in de praktijk ten aanzien van de kwaliteit steeds zijn uitgegaan van een percentage van 0. Reinis stelt zelfs onweersproken dat de mate van vervuiling van haar OPK nooit 0% is geweest en dat Peute daarvan nooit melding heeft gemaakt. De rechtbank gaat daarom uit van een maximaal toelaatbaar vervuilingspercentage van 3%, dat Peute in de praktijk ook heeft gehanteerd en waartegen Reinis op zichzelf genomen geen bezwaar heeft geuit.
5.4.3
Volgens artikel 3.1 van de overeenkomst moest een afwijking van de overeengekomen kwaliteit met foto’s worden vastgelegd en door Peute aan Reinis worden gemeld. Peute heeft dat vanaf november 2019 verschillende keren gedaan, zo blijkt uit de
e-mailberichten met foto’s die als producties 5 tot en met 9 bij conclusie van antwoord zijn overgelegd. Bij e-mailberichten van 20 november en 9 december 2019 heeft Peute aan Reinis laten weten dat zij de komende tijd het inkomende “los bont” van de Nederlandse gemeenten zou gaan monitoren op kwaliteit omdat zij in algemene zin een kwaliteitsverslechtering daarvan had geconstateerd. In dat laatste bericht heeft Peute Reinis aangeboden een toelichting te geven op haar bevindingen en haar uitgenodigd voor een overleg. Reinis achtte dat toen niet wenselijk (e-mailbericht van 10 december 2019, productie 3 bij dagvaarding).
In een daarop volgende e-mailwisseling heeft Reinis aan Peute opheldering gevraagd over de door Peute genoemde percentages geconstateerde vervuiling en Peute heeft die verschaft (e-mailberichten van 11 en 18 december 2019, productie 3 bij dagvaarding).
Peute heeft Reinis daarnaast uitgenodigd aanwezig te zijn bij de analyses van de vervuiling, maar Reinis heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Reinis heeft daarna, zo stelt Peute, laten weten dat zij er geen prijs meer op stelde “een spam” aan foto’s en kwaliteitsrapporten te ontvangen. Reinis bestrijdt dat laatste, onder verwijzing naar de brief van haar raadsman aan Peute van 19 februari 2021(productie 8 bij dagvaarding), maar in die brief is slechts sprake van een blote betwisting daarvan, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stelling van Peute op dit punt.
De rechtbank stelt vast dat Peute in de gegeven omstandigheden jegens Reinis in voldoende mate aan haar verplichting uit artikel 3.1 van de overeenkomst heeft voldaan.
5.4.4
Peute heeft, naar zij onweersproken stelt, omdat Reinis geen rapportages en foto’s meer wilde ontvangen, noodgedwongen begin 2020 onderzoeksbureau CWM Europe ingeschakeld om bij het door Reinis geleverde OPK vast te stellen of er sprake was van vervuiling en zo ja, in welke mate.
Verspreid over de periode van medio februari tot en met eind augustus 2020, dus gedurende ruim een half jaar, heeft CWM Europe een twintigtal inspecties uitgevoerd van door Reinis bij Klein Recycling aangeleverde partijen OPK. Daarbij zijn monsters genomen die vervolgens door CWM zijn geanalyseerd. Het resultaat van die analyse was dat in negentien van de twintig gevallen de mate van gemiddelde vervuiling groter was dan 3%. De hoogste gemiddelde gemeten vervuiling was 18,4%.
Van de monsters zijn foto’s gemaakt, die bij de inspectierapporten zijn gevoegd.
Reinis bestrijdt dat de kwaliteit van haar ladingen OPK in 2020 afweek van de overeengekomen kwaliteitsnorm.
Zij heeft bij dagvaarding en in haar akte houdende overlegging producties van
5 januari 2022gesteld dat Peute medio november/december 2019 is gestart met het sturen van periodieke verslagen van kwaliteitsanalyses, gebaseerd op een afgenomen monster van (slechts) 10 kg. op een gemiddelde partij papier en karton van 6.000-7.000 kg.
In haar akte houdende uitlaten producties van
8 april 2022, randnummer 15) stelt zij vervolgens dat de vrachten OPK die door haar worden aangeleverd 6.000 tot 7.000 kg wegen en dat monsters van slechts 10 tot 20 kg,
zoals door CWM genomen, te klein waren en daarom niet representatief.
De steekproeven door CWM Europe, tussen februari en augustus 2020 genomen, hadden, zo blijkt uit de in zoverre niet betwiste inspectierapporten, een brutogewicht van achtereenvolgens:
51,1 kg
161,9 kg
432,4 kg
203,7 kg
383,4 kg
369,2 kg
275,2 kg
230,5 kg
262 kg
256 kg
139,7 kg
217,6 kg
123,2 kg
237,4 kg
206,6 kg
166,6 kg
218,8 kg
119,2 kg
211,9 kg
147,8 kg.
Reinis geeft niet alleen een verkeerde voorstelling van zaken met haar stelling dat de door CWM Europe genomen monsters slechts 10 tot 20 kg groot waren, maar onderbouwt haar stelling dat deze steekproeven niet representatief zouden zijn in het geheel niet. Dat had in dit geval zeker op haar weg gelegen, omdat de omvang van een steekproef immers niet bepalend hoeft te zijn voor de representativiteit ervan. [1] Van belang is in dit verband dat Peute onweersproken heeft aangevoerd dat de vervuilingen steeds volledig door de ladingen verspreid waren.
De rechtbank gaat er bij gebreke van een toelichting van Reinis dan ook van uit dat de door CWM Europe genomen twintig steekproeven steeds voldoende representatief zijn geweest en dat op basis van die steekproeven een voldoende getrouw beeld van de vervuiling bestaat. Reinis heeft de onafhankelijkheid en de deskundigheid van CWM Europe overigens niet betwist.
Reinis heeft op 15 december 2020 een sorteeranalyse laten uitvoeren door het bedrijf
De Afvalspiegel. Uit het steekproefgebied gemeente Nissewaard is één steekproef genomen van ongeveer 750 kg. De gemeten vervuiling bedroeg 2,6 %. Het resultaat van die eenmalige meting doet niet af aan de conclusie die op basis van de twintig in tijd verspreide metingen van CWM Europe kan worden getrokken. Die conclusie is dat de kwaliteit van het door Reinis in 2020 aangeleverde OPK gemiddeld genomen onvoldoende was. Peute was dan ook gerechtigd extra verwerkingskosten in mindering te brengen op de opbrengst van het OPK. Van een eenzijdige wijziging van de overeenkomst, zoals door Reinis gesteld, is dus geen sprake.
5.5
waaruit bestaan de extra verwerkingskosten?
Peute heeft (conclusie van antwoord, randnummer 2.59) opgesomd waaruit de door haar verrekende extra verwerkingskosten hebben bestaan:
- kosten voor extra werkzaamheden door Klein Recycling
- extra administratiekosten van Peute
- indirecte kosten, namelijk een lagere opbrengst van het te zeer vervuilde OPK.
Zoals hiervoor onder 5.4.1 is vastgesteld, wordt in de overeenkomst tussen Reinis en Peute het begrip verwerkingskosten die het gevolg zijn van onvoldoende kwaliteit niet geconcretiseerd.
Dat brengt mee dat de rechtbank, om tot een beslissing te komen, dat begrip moet uitleggen. Daarbij komt het aan op de zin die Reinis en Peute in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan dat begrip mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (“Haviltex”).
De rechtbank legt het begrip breder uit dan alleen “gemaakte kosten” en schaart daaronder ook een lagere verkregen opbrengst bij verkoop. De grond daarvoor ligt in het feit dat Peute op grond van de bestemmingsbepaling in de overeenkomst verplicht was te zorgen voor hergebruik. Zij had dat zelfs gegarandeerd. Peute mocht uitdrukkelijk niet overgaan tot verbranding of storting. Zij had bij een vastgestelde te grote mate van vervuiling dus slechts twee opties: het vervuilde materiaal volledig laten sorteren, ofwel verkopen aan een partij die minder kritisch was op kwaliteit, maar dan wel tegen een lagere prijs. Dat zij in een deel van de gevallen heeft gekozen voor verkoop tegen een lagere prijs is in die omstandigheden een redelijke keuze voor een goedkoper alternatief. Peute heeft onweersproken gesteld dat het laten sorteren in die gevallen aanzienlijk duurder zou zijn geweest, kosten die zij dan ten laste van Reinis had mogen verrekenen met de opbrengst. Peute was dan ook niet gehouden al het te zeer vervuilde OPK te laten sorteren.
Deze uitleg van het begrip verwerkingskosten zoals bedoeld in artikel 3 van de overeenkomst brengt mee dat de centrale en door Reinis veelvuldig benadrukte stelling dat er geen extra werkzaamheden door Klein Recycling zijn uitgevoerd, haar vordering slechts ten dele kan dragen. Reinis miskent met deze stelling immers dat het niet slechts ging om extra sorteerwerkzaamheden, maar ook om de verrekening met Reinis van de lagere prijs die het te zeer vervuilde OPK opbracht en met de door Peute gemaakte extra administratiekosten.
5.6
het tarief voor de extra verwerkingskosten
Peute heeft voor het jaar 2020 een, volgens haar gematigd, all-intarief van € 26,- per ton aan Reinis in rekening gebracht.
In deze procedure heeft Reinis op zichzelf geen, althans onvoldoende gemotiveerd, verweer gevoerd tegen de hoogte van dit all-intarief. De rechtbank gaat daarom hierna uit van dit tarief.
5.7
zijn de extra verwerkingskosten gemaakt of ontstaan?
5.7.1
Ter onderbouwing van haar stelling dat door Klein Recycling in het geheel geen extra sorteerwerkzaamheden zijn verricht, wijst Reinis op een gesprek dat Klein Recycling met de heren Adelmund en Bakhuizen van Reinis op 2 december 2020 volgens haar heeft gevoerd.
Ook wijst zij in dit verband op een op 24 februari 2021gevoerd telefoongesprek tussen haar en Klein Recycling, waarin volgens haar door Klein Recycling is medegedeeld dat er met de kwaliteit van het door Reinis geleverde OPK niet “zoveel mis is”. Dat laatste kan thans in dit verband geen gewicht meer in de schaal leggen, nu hiervoor onder 5.3.4 reeds is geoordeeld dat de kwaliteit van het door Reinis in 2020 geleverde OPK onvoldoende was.
In het gesprek van 2 december 2020 is namens Klein Recycling medegedeeld, aldus Reinis, dat Peute weliswaar een extern bureau heeft ingeschakeld om het door Reinis aangeleverde OPK ter plekke te bemonsteren, maar dat die bemonstering niet heeft geleid tot het doorvoeren van een extra sortering.
Peute heeft ter bestrijding van die stelling gewezen op de rekeningen die zij van Klein Recycling heeft ontvangen over de periode mei tot en met oktober 2020 (productie 38 bij conclusie van antwoord) en op een e-mailbericht van [naam] van Klein Recycling van 12 mei 2021 (productie 39 bij conclusie van antwoord) waarin staat vermeld dat het OPK van Reinis bij Klein Recycling in 2020 extra is gecontroleerd en waar nodig gesorteerd.
Tegen de als productie 38 overgelegde facturen heeft Reinis aangevoerd dat daaruit niet blijkt dat het gaat om door Reinis geleverd OPK.
Dat dat het geval is blijkt echter al uit de omschrijving op die facturen “Gemeente Spijkenisse”. [2]
De rechtbank neemt daarom aan dat deze rekeningen van Klein Recycling betrekking hebben op extra sorteerkosten voor door Reinis in 2020 geleverd OPK.
5.7.2
Nu vast staat
- dat het door Reinis aan Peute via Klein Recycling geleverde OPK in 2020 niet aan de kwaliteitseisen voldeed,
- dat Klein Recycling als vaste onderaannemer van Peute aan Peute rekeningen heeft gestuurd voor extra sorteerkosten van het door Reinis geleverde OPK in het jaar 2020 en
- Klein Recycling bij e-mailbericht van [naam] van 12 mei 2021 heeft medegedeeld dat het OPK van Reinis bij Klein Recycling in 2020 extra is gecontroleerd en waar nodig gesorteerd,
zou het, behoudens sterke aanwijzingen voor het tegendeel, voor de hand liggen aan te nemen dat de werkzaamheden waarop die kosten zien ook zijn uitgevoerd.
Reinis heeft echter uitdrukkelijk bewijs aangeboden van haar stelling dat dat niet het geval is. De rechtbank zal haar in de gelegenheid stellen dat te leveren.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv. draagt Reinis de bewijslast.
De zaak zal in verband met bewijslevering worden verwezen naar de rol.
5.7.3
Slaagt Reinis in dat bewijs, dan is de consequentie daarvan dat Peute door deze werkzaamheden wél - via een all-in tarief - te verrekenen, maar deze niet uit te (laten) voeren toerekenbaar is tekortgeschoten in de juiste nakoming van haar verplichting uit
artikel 3 van de overeenkomst. Zij was immers op grond van die bepaling bevoegd verwerkingskosten ten laste van Reinis te brengen, maar daarmee was vanzelfsprekend verbonden de verplichting de werkzaamheden waarop de kosten mede betrekking hadden ook daadwerkelijk uit te (laten) voeren.
Peute is in dat geval dan ook gehouden de financiële schade die daarvan het gevolg is - het causaal verband is duidelijk en niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden - aan Reinis te vergoeden.
Peute heeft verschillende verweren gevoerd met betrekking tot de door Reinis geleden schade. Die verweren hebben alle betrekking op het als schade in rekening brengen van extra verwerkingskosten op zichzelf, en niet op de situatie waarin zou worden geoordeeld dat dat in rekening brengen gerechtvaardigd was, maar de daarvoor te verrichten werkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd. Die verweren hoeven daarom niet te worden besproken.
De facturen van Klein Recycling sluiten, de kosten voor derden niet meegerekend, op een bedrag van € 9.973,85 exclusief btw. Reinis noch Peute heeft kenbaar gemaakt hoe deze bedragen, of mogelijk een deel daarvan, zich moeten verhouden tot het all-inbedrag van € 26,- per ton. Bij gebreke daarvan zal de rechtbank in dat geval kiezen voor de eenvoudigste oplossing en de schade begroten op de kosten waarvan in dat geval vast staat dat ze ten onrechte in rekening zijn gebracht, ten hoogste een bedrag van € 9.973,85 exclusief btw.
Slaagt Reinis niet in dat bewijs, dan zal haar vordering, gelet op wat de rechtbank hierna onder 5.7.5 nog zal overwegen, worden afgewezen.
5.7.4
extra administratiekosten
Reinis heeft niet betwist dat Peute extra administratiekosten heeft moeten maken, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
5.7.5
lagere gerealiseerde verkoopwaarden
Peute heeft als productie 40 bij conclusie van antwoord een overzicht overgelegd van de door haar gerealiseerde lagere verkoopwaarden van het door Reinis geleverde OPK in de maanden april tot en met december 2020, vergezeld van creditnota’s van haar vaste afnemer UPM. Zij vermeldt daarbij dat de originele verkoopprijs steeds wordt vastgesteld aan de hand van een contractueel met deze afnemer vastgelegde onafhankelijke index voor kwalitatief goed OPK en dat de uiteindelijke echte afnemer Jeonju een lagere kwaliteit accepteert tegen een lagere prijs.
Reinis heeft daartegen aangevoerd dat uit de creditnota’s blijkt dat Peute het OPK heeft aangeleverd onder de code “1.11.00 L Deinking” en dat deze code staat voor gesorteerd grafisch papier dat minimaal bestaat uit 80% kranten en tijdschriften en dat ongewenst materiaal daarbij is beperkt tot 2,5%.
De betekenis van die code doet echter niet ter zake, omdat de creditnota’s zien op
niet-geleverd OPK van die kwaliteit. Vandaar juist de creditering.
Reinis voert daarnaast aan dat het onmogelijk is dat de op de creditnota’s genoemde volumes
uitsluitendvan Reinis afkomstig zijn. Dat doet evenmin ter zake, nu de bewuste volumes door Peute
nietgeleverd zijn. Wederom: vandaar de creditering.
Reinis heeft voorts in het algemeen opgemerkt dat de OPK-markt volledig wordt bepaald door vraag en aanbod, zodat de opbrengst in vrijwel heel 2020 onder druk heeft gestaan en dat Peute “vergeet” een vergelijking met 2019 te maken.
Wat zij met die opmerkingen bedoelt maakt zij echter niet duidelijk, zodat de rechtbank daarmee geen rekening kan houden.
Met de overgelegde creditnota’s van UPM heeft Peute in voldoende mate onderbouwd welke prijzen
zij had kunnen verkrijgenvoor OPK van voldoende kwaliteit.
Peute heeft bij akte haar productie 40 aangevuld met purchase orders van het
Zuid-Koreaanse bedrijf Jeonju Paper Corporation vanaf april 2020 tegen de daarin genoemde prijzen. Deze lagere prijzen komen steeds overeen met de bedragen die staan vermeld in het overzicht van productie 40 en worden bevestigd door de met die orders corresponderende e-mailberichten van Peute waarin wordt vermeld hoeveel en aan wie tegen welke prijs is verkocht.
Aldus heeft Peute in voldoende mate onderbouwd dat zij als gevolg van de onvoldoende kwaliteit van het door Reinis geleverde OPK lagere verkoopwaarden heeft kunnen realiseren dan het geval zou zijn geweest bij OPK dat aan de kwaliteitsnorm voldeed.
Voor het geval Reinis niet zou slagen in het bewijs van haar stelling (zie hiervoor onder 5.7.3) brengt dit mee dat haar vordering in hoofdsom zal worden afgewezen.
5.8
wettelijke handelsrente
Deze vordering is in elk geval niet toewijsbaar. Artikel 6:119a BW is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees parlement en de Raad van
29 juni 2000 (thans Richtlijn 2011/7/EU betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties). Ingevolge art. 3 van eerstgenoemde richtlijn is de in lid 1 onderdeel d van die bepaling bedoelde (handels)rente verschuldigd in geval van niet tijdige betaling van een geldsom voortvloeiende uit een handelsovereenkomst. In de considerans is onder 13 (en in Richtlijn 2011/7/EU onder 8) vermeld:
“Deze richtlijn heeft enkel betrekking op betalingen tot vergoeding van handelstransacties en strekt niet tot regulering van (…) betalingen bij wijze van schadeloosstelling (…).”
Uit de parlementaire geschiedenis van (onder meer) artikel 6:119a BW blijkt dat de wetgever geen ruimer toepassingsbereik heeft beoogd dan uit de richtlijn voortvloeit
(Kamerstukken II 2001/02, 28239,3 p. 10).
De rechtbank neemt aan dat Reinis subsidiair aanspraak maakt op het mindere, te weten de wettelijke rente. Deze komt, wanneer zou blijken dat Peute enig bedrag aan Reinis moet betalen, voor vergoeding in aanmerking, met dien verstande dat de ingangsdatum daarvoor niet 10 maar 17 februari 2021, een week na sommatie, zal zijn.
5.9
verklaring voor recht
De gevorderde verklaring voor recht hangt rechtstreeks samen met de gevorderde terugbetaling. Deze zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat Reinis daarbij een separaat belang heeft.
5.1
kosten van de gelegde beslagen, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten en beslissing over eventuele executie van de bankgarantie
De rechtbank zal een beslissing hierover aanhouden in afwachting van de uitkomst van de bewijslevering.
De beslissing
De rechtbank
1. laat Reinis toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit kan blijken dat de extra sorteerwerkzaamheden die Peute Reinis in 2020 in rekening heeft gebracht door Klein Recycling niet zijn uitgevoerd.
2 verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 21 september 2022,om Reinis in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of zij dit bewijs wenst te leveren en,
  • indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren, dit dadelijk bij deze akte te doen, en
  • indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen, de namen van de voor te brengen getuigen met de verhinderdata van
3 bepaalt dat eventuele getuigenverhoren zullen plaatsvinden in het gerechtsgebouw aan het Steegoversloot 36 te Dordrecht voor de hierna te noemen rechter;
4 wijst Reinis erop dat zij voor te brengen getuigen zelf dient op te roepen;
5 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door P. Joele en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022.
2632

Voetnoten

1.Zo is bijvoorbeeld één eetlepel uit een pan met 10 liter soep voldoende om het zoutgehalte van de hele pan soep te testen.
2.Reinis heeft bij dagvaarding toegelicht dat de Stadsreiniging Spijkenisse sinds 2006 zelfstandig is en dat de aandelen van Reinis voor 100% in handen van de gemeente Nissewaard zijn. Als algemeen bekend mag worden verondersteld dat Spijkenisse tot de fusiegemeente Nissewaard behoort.