ECLI:NL:RBROT:2022:714

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
ROT 21/3419
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een urgentieverklaring voor woningzoekenden in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een woningzoekende, en de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). Eiser had een urgentieverklaring verkregen op basis van medische noodzaak, maar deze werd door de SUWR ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de intrekking van de urgentieverklaring was gebaseerd op het feit dat eiser een aangeboden woning had geweigerd die voldeed aan de eisen van zijn zoekprofiel. Eiser voerde aan dat de aangeboden woning niet voldeed aan zijn zoekprofiel vanwege een hogere huurprijs dan toegestaan en dat hij zich in een onveilige situatie bevond door incidenten met buren. De rechtbank oordeelde dat de SUWR zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de woning passend was, ondanks de zorgen van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde wel dat de SUWR het griffierecht moest vergoeden en de proceskosten van eiser moest betalen. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een urgentieverklaring kan worden ingetrokken en de rol van de hardheidsclausule in dergelijke gevallen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/3419

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. S. Zahri),
en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR), verweerder,

(gemachtigde: mr. H. Biemond).

Procesverloop

In het besluit van 1 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de urgentieverklaring van eiser ingetrokken.
In het besluit van 26 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, in aanwezigheid van mr. E. Robalo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft op 29 mei 2009 een urgentieverklaring verkregen op grond van een medische noodzaak, omdat zijn huidige woning niet rolstoelgeschikt is. Verweerder heeft de urgentie op 14 november 2016 ingetrokken. Hiertegen is eiser in bezwaar, beroep en hoger beroep gegaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft het hoger beroep bij uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:267, gegrond verklaard en naar aanleiding hiervan heeft verweerder de intrekking op 13 februari 2019 ongedaan gemaakt. Hierdoor kwam eiser weer in de tweede fase van het bemiddelingstraject terecht.
1.2
Eiser is in november 2020 een woning aangeboden aan de [adres] in Rotterdam (de woning). Eiser heeft de woning driemaal bezichtigd, waarvan de laatste keer met zijn hele gezin. Eiser heeft de woning vervolgens geweigerd.
2. Verweerder heeft de urgentieverklaring op grond van Bijlage I, artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (de Verordening) ingetrokken, omdat eiser een woning heeft geweigerd die voldeed aan de kenmerken in het zoekprofiel en stond in de subregio van eisers voorkeur.
3.1
Op grond van Bijlage I, artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening kan verweerder de urgentieverklaring intrekken indien de houder van de urgentieverklaring gedurende de tweede fase van de urgentie een via directe aanbieding aangeboden woonruimte, welke ten minste voldeed aan het voor de tweede fase geldende woonruimtetype en gelegen was in de voorkeurssubregio, genoemd in de urgentieverklaring, heeft afgewezen. Op grond van Bijlage I, artikel 3.3, tweede lid, aanhef en onder c van de Verordening bevat het woonruimtetype de maximale huurprijs waarbij de woonruimte passend wordt geacht voor het huishoudinkomen van de aanvrager.
3.2
De verdere voor deze zaak toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
4.1
Eiser voert aan dat de woning niet volledig aansluit op het zoekprofiel uit de urgentieverklaring. De huur van de aangeboden woning is namelijk meer dan de maximaal toegestane huur genoemd in het zoekprofiel van de urgentieverklaring. Ter zitting voert eiser nog aan dat het op voorhand voldoende duidelijk moet zijn aan welke eisen de woning moet voldoen. Nu pas achteraf duidelijk is geworden waarom de huurprijs hoger was dan vermeld in het zoekprofiel, kan het eiser niet verweten worden dat hij de woning niet heeft geaccepteerd. Ook staat er in de mail van 19 november 2020 een ander bedrag dan in de uitnodiging voor het tekenen van het huurcontract van 14 januari 2021.
4.2
In het zoekprofiel van de urgentieverklaring staat een maximale huur van € 651,03 (kale huurprijs). In de e-mail van 19 november 2020 geeft een verhuurmakelaar van Stichting Havensteder aan dat de huurprijs is verlaagd naar € 663,40 om de woning passend aan eiser te kunnen aanbieden. Verweerder heeft in het verweerschrift en op zitting toegelicht dat de in een zoekprofiel vermelde maximale kale huurprijs gelijk is aan de door de overheid vastgestelde aftoppingsgrens voor huurtoeslag, dat die aftoppingsgrens jaarlijks wordt geïndexeerd en dat toen het zoekprofiel in februari 2019 werd opgesteld de aftoppingsgrens voor een huishouden met meer dan twee personen € 651,03 bedroeg. Toen de woning in november 2020 aan eiser werd aangeboden bedroeg de aftoppingsgrens € 663,40 (zie de door minister voor Milieu en Wonen opgestelde Circulaire huurtoeslagparameters en overige bedragen woningmarkt 2020, p. 8). Nu de huurprijs van de woning gelijk was aan de in 2020 geldende aftoppingsgrens, voldeed de woning wat betreft de huurprijs aan het zoekprofiel, aldus verweerder.
4.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder pas in het verweerschrift en op de zitting aan eiser duidelijk heeft gemaakt (althans voor de rechtbank kenbaar duidelijk heeft gemaakt) waarom de huurprijs van de aan eiser aangeboden woning voldeed aan de maximaal toegestane huur zoals vermeld in het zoekprofiel van de urgentieverklaring. De rechtbank stelt verder vast dat thans enkel nog in geding is of verweerder dit, zoals eiser aanvoert, op voorhand duidelijk had moeten maken. De rechtbank volgt eiser hierin. Verweerder had bij het aanbieden van de woning aan eiser, dan wel (nadat in bezwaar was aangevoerd dat de huurprijs hoger was dan het in het zoekprofiel vermelde maximum) in het bestreden besluit moeten toelichten dat het ging om een geïndexeerde huurprijs, waardoor de huurprijs voldeed aan de ook te indexeren maximale huurprijs vermeld in het zoekprofiel. Het bestreden besluit is dan ook onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat aannemelijk is dat eiser hierdoor niet is benadeeld. Daarvoor is van belang dat uit de verklaring van eiser op zitting blijkt dat de huurprijs niet de reden was waarom hij de woning heeft geweigerd. Eiser heeft immers uitdrukkelijk verklaard dat zijn weigering te maken had met het voorval met de buurman en het tegenkomen van een oude bekende in de buurt.
5.1
Eiser voert aan dat de aangeboden woning geen gepaste woning is omdat verhuizing naar deze woning eiser en zijn gezin in een onveilige dan wel zeer vervelende situatie zou brengen. Tijdens de laatste bezichtiging heeft de vrouw van eiser namelijk gezien dat een buurman het gezin wegwuifde en onder andere “Donder op” riep. Ook was eiser een oude bekende, die in het verleden zijn gezin had lastiggevallen, in de buurt tegengekomen. Dit heeft een naar gevoel bij het gezin opgeroepen. Het kan eiser niet worden aangerekend dat hij de woning weigert om zijn gezin te beschermen.
5.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorval met de buurman en het tegenkomen van een oude bekende in de buurt, hoe vervelend dit ook voor eiser is geweest, niet kan leiden tot het niet passend zijn van de woning. Op grond van Bijlage I, artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder b van de Verordening moet de aangeboden woning ten minste voldoen aan het in de tweede fase geldende woonruimtetype en gelegen zijn in de voorkeurssubregio. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat – zo begrijpt de rechtbank – die bepaling meebrengt dat de woning moet voldoen aan de eisen genoemd in het zoekprofiel en dat andere aspecten (zoals de door eiser genoemde voorvallen) geen rol spelen bij de vraag of de woning passend is. De rechtbank vindt die uitleg niet onredelijk, mede in aanmerking genomen dat verweerder bij het toekennen van een zoekprofiel ook spreekt over kenmerken die de aanvrager “minimaal” nodig heeft om een woning te vinden [1] en de woorden “ten minste” daarmee stroken. Verweerder hoefde dus geen rekening te houden met het incident met de buurman of het tegenkomen van de oude bekende.
6.1
Eiser voert aan dat verweerder zich gelet op de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2569, ten onrechte op het standpunt stelt dat uit de tekst van Bijlage I, artikel 2.5, eerste lid, van de Verordening volgt dat de hardheidsclausule uitsluitend betrekking heeft op het verlenen van een urgentieverklaring en niet op de intrekking hiervan. Verweerder heeft ten onrechte geen gebruik gemaakt van de hardheidsclausule. Er is sprake van een onvoorziene omstandigheid waardoor eiser de woning niet kan accepteren. De veiligheid van zijn gezin is namelijk in het geding. Eiser voelt zich kwetsbaar doordat hij in een rolstoel zit en vreest dat hij zijn gezin niet goed kan beschermen tegen pesterijen van de buren. Verweerder heeft hier geen acht op geslagen en geen oplossing gezocht, door bijvoorbeeld met de betreffende buren in gesprek te gaan.
6.2
Uit de door eiser genoemde uitspraak volgt dat hoewel de hardheidsclausule strikt genomen alleen is geschreven voor het verlenen van urgentie en niet voor het intrekken daarvan, verweerder er voor kan kiezen deze toch toe te passen bij de intrekking. Het intrekken heeft namelijk tot gevolg dat twee jaar lang een aanvraag om een urgentieverklaring in beginsel zal worden afgewezen. Verweerder kan dan echter met toepassing van de hardheidsclausule besluiten om een dergelijke aanvraag niet af te wijzen. Dit brengt met zich dat verweerder zich niet door de Verordening belemmerd hoeft te voelen om een verleende urgentieverklaring niet in te trekken, als zich een situatie voordoet waarin zij de hardheidsclausule had willen toepassen als het ging om het verlenen van een urgentieverklaring.
6.3
Gelet op het bovenstaande had verweerder in dit geval wel de mogelijkheid om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder stelt zich – zo begrijpt de rechtbank – op het standpunt dat voor die toepassing in dit geval geen reden was. Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder zich in redelijkheid op dit standpunt stellen. Hoewel uit jurisprudentie blijkt dat in sommige gevallen gevreesde overlast van de buren aanleiding kan zijn voor verweerder om nader onderzoek te doen, dan wel om een andere woning aan te bieden, heeft verweerder hier in het geval van eiser geen noodzaak voor hoeven zien. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat eiser het incident met de buren pas in een laat stadium, namelijk in het bezwaarschrift, naar voren heeft gebracht en onduidelijk is geweest over de reden van weigering. In eerder contact met verweerder over de reden van weigering wordt slechts gesproken over dat er “iets” gebeurd zou zijn en later geeft eiser aan te hebben geweigerd omdat hij in de buurt een oude bekende waar hij ooit een conflict mee had, was tegengekomen, en omdat hij geen toestemming had gekregen zijn scootmobiel in het portiek te stallen. Het blijft bovendien vaag wat er precies is voorgevallen, mede doordat eiser hier wisselend over heeft verklaard. Verweerder heeft daarom in de door eiser genoemde incidenten met de buurman en de oude bekende in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de hardheidsclausule toe te passen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. De rechtbank ziet in wat onder punt 4.3 is overwogen aanleiding te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht moet vergoeden.
9. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2022.
De rechter is verhinderd te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage: juridisch kader
De Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Bijlage I: Urgentie- en herhuisvestingssysteem
Artikel 2.4 Intrekking en wijziging van de urgentieverklaring
1. Het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend, is bevoegd tot intrekking van de urgentieverklaring indien sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
(…)
b. de houder van de urgentieverklaring heeft gedurende de tweede fase van de urgentie een via directe aanbieding aangeboden woonruimte, welke ten minste voldeed aan het voor de tweede fase geldende woonruimtetype en gelegen was in de voorkeursurgentieregio, genoemd in de urgentieverklaring, afgewezen;
(…)
Artikel 2.5 Hardheidsclausule
1. Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch tot een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.
(…)
Artikel 3.2 Onderdelen urgentieverklaring
1. De urgentieverklaring bevat een zoekprofiel voor woonruimte.
2. Het zoekprofiel voor woonruimte bevat een woonruimtetype en een zoekgebied.
Artikel 3.3 Het woonruimtetype
1. In het zoekprofiel wordt het woonruimtetype opgenomen dat nodig is voor de oplossing van het huisvestingsprobleem.
2. Het woonruimtetype bevat in ieder geval de volgende elementen:
(…)
c. de huurprijs waarbij woonruimte passend wordt geacht voor het huishoudinkomen van aanvrager.
(…)

Voetnoten

1.Zie het besluit van 13 februari 2019 waarin aan eiser (weer) urgentie is toegekend.