In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een aanslag watersysteemheffing voor het jaar 2021, opgelegd op basis van een WOZ-waarde van € 215.000,-. Eiser stelde dat de WOZ-waarde te hoog was vastgesteld en dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar. De rechtbank ontving het beroepschrift op 21 april 2022, na een ingebrekestelling door eiser op 5 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat verweerder tijdig had beslist op het bezwaar, aangezien de beslistermijn was verlengd en de uitspraak op bezwaar op 17 mei 2022 was gedaan. Hierdoor was het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. De rechtbank concludeerde dat er geen argumenten waren aangevoerd die de aanslag onrechtmatig maakten, en verklaarde het beroep tegen de aanslag ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.