2.13.Bij brief van 21 december 2021 schrijft mr. Schutrups namens Langezaal aan Eneco:
“(…)
Ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst bedroeg de gemiddelde marktprijs voor afvalhout in de categorie B tussen de -/- € 23,- en -/- € 12,-. De door cliënte te betalen basisprijs was destijds dus marktconform. Sindsdien is de prijs van afvalhout echter enorm gestegen. In oktober 2021 was de prijs al gestegen tot tussen de -/- € 5,- en +/+ € 15,-; een verschil van € 18 à € 27,- per mton. In de afgelopen twee maanden is de prijs alleen maar verder gestegen. De actuele marktprijs in Zuid-Duitsland heeft de grens van € 60,-/mton inmiddels doorbroken en de verwachting is dat de prijzen voorlopig alleen nog maar zullen stijgen.
Vanwege de extreme stijging van de prijs voor afvalhout nam cliënte begin november contact met u op, om de voorwaarden van de leveringsovereenkomst aan te passen. In reactie daarop deed u cliënte (per e-mail van 11 november) twee voorstellen. Beide voorstellen bevatten een kleine korting op de cliënte te betalen basisprijs, in combinatie met een verlenging van de leveringsovereenkomst. Daarbij zou eerst per 1 januari 2023 aansluiting worden gezocht bij de actuele marktprijs (Euwid-kwartaaltarief) in Noord-West Duitsland.
Naar aanleiding van dat voorstel is nog enkele malen contact geweest tussen u en cliënte. Op 1 december jl. zond u daarop aan cliënte een aangepast voorstel. In dat aangepast voorstel zou de basisprijs worden bepaald op nihil, mits de Euwid kwartaalprijs lager of gelijk aan € 10,-/mton bedraagt. Indien en voor zover die kwartaalprijs hoger is dan € 10,-/mton ontvangt Langezaal het meerdere per mton. De overeenkomst zou ook in dit voorstel worden verlengd met één jaar. Daarbij zou per 1 januari 2023 de Euwid kwartaalprijs gelden, vermeerderd met 50% van het positieve verschil tussen die Euwid kwartaalprijs en de werkelijke marktprijs.
In antwoord op dit nieuwe voorstel zond cliënte u op 2 december 2021 zelf een voorstel, een en ander op basis van het advies dat mijn kantoor eerder aan cliënte uitbracht. In dat voorstel wordt de basisprijs per 1 januari 2022 gekoppeld aan de actuele kwartaaltarief en wel door dat kwartaaltarief te vermenigvuldigen met 0.8. Op deze wijze ontvangt cliënte voor haar product een redelijke prijs, terwijl Eneco een vergoeding blijft betalen die fors onder de actuele kwartaalprijs ligt. Een win-win voor beide partijen dus.
De onderbouwing van dat voorstel is erin gelegen dat evident sprake is van onvoorziene omstandigheden die aanleiding geven tot aanpassing van de overeenkomst. Immers, de leveringsovereenkomst is al gevolg van de extreme prijsstijgingen voor cliënte structureel verliesgevend geworden. Op grond van artikel 15 van de toepasselijke algemene voorwaarden zijn partijen in dit geval daarom gehouden om in overleg te treden over een passende oplossing. De door cliënte voorgestelde oplossing is gelet op alle omstandigheden zonder twijfel passend.
Het voorstel van cliënte werd door u echter niet aanvaard. In plaats daarvan zond u cliënte op 17 december jl. een ‘uitzonderlijk bod’, inhoudende dat cliënte per 1 januari 2022 een basisprijs van € 9,-/mton ontvangt. Indien cliënte instemt met een verlenging van de leveringsovereenkomst van één jaar, ontvangt cliënte in aanvulling op de basisprijs een extra betaling van 4,-/mton. In het derde contractjaar wordt vervolgens afgerekend tegen de actuele Euwid kwartaalprijs.
Dit “uitzonderlijke” en “ongeëvenaarde” bod, zoals u dat in uw e-mail aan cliënte omschrijft, wordt nog altijd geen recht gedaan aan de situatie. Namens cliënte hield ik u al voor dat de marktprijs in Zuid-Duitsland inmiddels is gestegen tot boven de € 60,-/mton. De prijzen liggen daar weliswaar hoger dan in noordwestelijke deel van Duitsland, maar gelet op de ontwikkeling die de prijzen voor afvalhout doormaken zal een basisprijs van € 9,-/mton of zelfs € 13,-/mton voor cliënte structureel verliesgevend zijn. Met een dergelijke aanpassing van de overeenkomst kan, zal en behoeft cliënte dus geen genoegen te nemen. Cliënte hoeft niet het onderste uit de kan, mede gelet op de goede relatie die zij met Eneco onderhoudt, maar bij een verplichte afzet van minimaal 8.500mton/jaar kan zij geen tientallen Euro’s per mton laten liggen.
Namens cliënte doe ik daarom haar eerdere voorstel gestand, inhoudende dat de basisprijs per 1 januari 2022 wordt bepaald op de actuele kwartaalprijs vermenigvuldigd met 0,8. Cliënte ziet geen aanleiding om de overeenkomst open te breken en te verlengen. Na het verstrijken van de looptijd van twee jaren na 31 december 2022 kunnen partijen uiteraard opnieuw een overeenkomst sluiten als zij over de voorwaarden daarvan overeenstemming bereiken. Graag ontvang spoedig en uiterlijk op 31 december 2021 uw akkoord met dit voorstel.
Voor het geval uw instemming niet uiterlijk op 31 december 2021 wordt ontvangen, zeg ik u bij voorbaat aan dat cliënte met ingang van 1 januari 2022 hoe dan ook geen betalingen uit hoofde van de leveringsovereenkomst zal verrichten. Indien u in het geheel niet instemt met bovenstaand voorstel dan wel indien u niet tijdig een redelijk en passend voorstel heeft gedaan om de overeenkomst tussentijds en met ingang van 1 januari 2022 aan te passen, zeg ik u reeds nu voor alsdan aan dat cliënte zich vrij acht om in rechte de wijziging van de overeenkomst per 1 januari 2022 te vorderen, zo nodig in combinatie met een kort geding waarbij zij een voorschot op de door haar te ontvangen basisprijs zal vorderen. De kosten van een en ander zal cliënte zoveel mogelijk op Eneco verhalen.
Voor wat betreft cliënte betreft geniet het evenwel de uitdrukkelijke voorkeur om in overleg tot een oplossing te komen. Het komt mij voor dat dit ook in het belang van Eneco is, met name gelet op de continuïteit in de toeleveringen van afvalhout. (…)”