Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 22 februari 2022, met bijlagen;
- het schriftelijke antwoord van 21 maart 2022, met bijlagen;
- de brief van de griffier d.d. 23 mei 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
2..De feiten
3..Het geschil
- [gedaagde] te veroordelen aan hem te betalen € 499,10 met wettelijke handelsrente;
- [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten met wettelijke handelsrente;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4..De beoordeling
Hoofdsom
€ 2.097,20 dient te betalen. Dat [eiser] bij eerdere bestellingen een langere betalingstermijn hanteerde, maakt dit niet anders. Dat geldt temeer nu met de betaling van 14 januari 2022 ook de betalingstermijn van 14 dagen is overschreden en [gedaagde] bovendien kennelijk per abuis een bedrag van € 57,00 aan hoofdsom te weinig heeft betaald.
€ 74,46. De vordering wordt toegewezen tot het bedrag van (314,58 + 66,06 =) € 380,64 omdat aan alle voorwaarden is voldaan om een vergoeding voor deze kosten te krijgen.
€ 1.646,50 strekt in mindering op de hoofdsom van € 2.097,20, zodat het resterende bedrag van € 450,70 aan hoofdsom zal worden toegewezen. Het meer gevorderde zal bij gebrek aan een grondslag worden afgewezen.