ECLI:NL:RBROT:2022:7272

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2022
Publicatiedatum
29 augustus 2022
Zaaknummer
9872220 \ CV EXPL 22-14705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit reclamecampagne en geschil over verlenging overeenkomst

In deze zaak vordert eiseres, een onderneming die digitale reclameborden beheert, betaling van een bedrag van € 914,40 van gedaagde, die gebruik heeft gemaakt van de reclameborden voor een campagne in 2021. De partijen hebben een overeenkomst gesloten voor een reclamecampagne voor de duur van één jaar, maar door de coronamaatregelen is de campagne tijdelijk stopgezet. Eiseres stelt dat de einddatum van de overeenkomst is verschoven naar 31 maart 2022, terwijl gedaagde betwist dat er een verlenging van de overeenkomst heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de overeenkomst is verlengd. De rechter wijst de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van gedaagde, die op € 50,00 worden begroot. De uitspraak is gedaan op 12 augustus 2022 door mr. W.J.J. Wetzels.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9872220 \ CV EXPL 22-14705
datum uitspraak: 12 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde 1] , [naam gemachtigde 2] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam
[handelsnaam],
zaakdoende te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 3 mei 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van [gedaagde] ;
  • de conclusie van repliek;
  • het e-mailbericht van [gedaagde] van 13 juli 2022.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] heeft digitale reclameborden langs een aantal snelwegen in Nederland geplaatst. Partijen hebben de mogelijkheid om tegen betaling advertenties te laten zien op deze reclameborden. [gedaagde] heeft van deze mogelijkheid gebruikgemaakt, en op 8 december 2020 een overeenkomst met [eiseres] gesloten voor het plaatsen van advertenties op de reclameborden gedurende het jaar 2021. Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor een reclamecampagne voor de duur van één jaar, voor een bedrag van in totaal € 4.840,00 inclusief btw (hierna: de reclamecampagne). Dit bedrag bestaat uit € 121,00 (inclusief btw) aan ontwerpkosten en € 4.719,00 (inclusief btw) aan kosten voor de reclamecampagne. Het bedrag van € 4.719,00 wordt in twaalf gelijke delen van € 393,25 aan [gedaagde] gefactureerd en dient maandelijks bij vooruitbetaling te worden voldaan.
2.2.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing, in artikel 3.3 van de algemene voorwaarden is het volgende opgenomen:
“Aanvullingen of wijzigen van een tot stand gekomen overeenkomst tussen [eiseres] en de Wederpartij zijn eerst van kracht nadat [eiseres] deze aanvulling(en) of wijziging(en) schriftelijk heeft bevestigd.”
2.3.
Partijen zijn op 8 februari 2021 overeengekomen dat de reclamecampagne en de facturering daarvan tijdelijk worden stopgezet, omdat de winkels vanwege het coronavirus moesten worden gesloten.
2.4.
Bij facturen van 3 januari 2022 en 1 februari 2022 heeft [eiseres] een bedrag van in totaal € 786,50 (inclusief btw) bij [gedaagde] in rekening gebracht voor ‘digitale borden Spijkenisse’. Deze facturen hebben betrekking op de maanden februari en maart 2022.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat:
  • [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 914,40 met rente;
  • [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 786,50, rente van € 9,92 (berekend tot en met 15 april 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 117,98 (exclusief btw).
3.2.
[eiseres] baseert de vordering op het volgende.
Op 8 februari 2021 is [eiseres] met [gedaagde] overeengekomen dat de reclamecampagne tijdelijk wordt stopgezet vanwege het coronapandemie. Overeengekomen is toen dat de einddatum van de tussen partijen gesloten overeenkomst op zou schuiven met diezelfde periode. Uiteindelijk is de reclamecampagne op 1 mei 2021 weer opgestart. De einddatum van de reclamecampagne is hiermee opgeschoven naar 31 maart 2022. [gedaagde] weigert echter, ook na aanmaning hiertoe, voor de maanden februari en maart te betalen. [eiseres] heeft wel aan haar verplichtingen voldaan, en heeft de reclamecampagne ook in de maanden januari tot en met maart 2022 op de schermen getoond, zodat de reclamecampagne uiteindelijk - volgens afspraak - voor de duur van in totaal twaalf maanden is getoond.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering en voert het volgende aan.
Vanaf 1 januari 2022 bestaat geen contract meer tussen [gedaagde] en [eiseres] , de overeenkomst is immers aangegaan tot en met 31 december 2021. [gedaagde] erkent dat de reclamecampagne en facturatie uiteindelijk voor de duur van drie maanden is stopgezet, maar ontkent dat is overeengekomen dat de verplichtingen uit de overeenkomst zijn doorgeschoven met de termijn waarmee de reclamecampagne is stopgezet, en dat de einddatum van de overeenkomst daarmee is verschoven tot en met 31 maart 2022. [gedaagde] voert daartoe aan dat nergens uit blijkt dat de overeenkomst is verlengd. [eiseres] heeft dit eigenmachtig besloten. [gedaagde] heeft hier in ieder geval nooit voor getekend, hij hoeft daarom niet over te gaan tot betaling van de facturen.

4..De beoordeling

Verlenging van de huurovereenkomst
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst aanvankelijk is aangegaan van 1 januari tot en met 31 december 2021. Ook is niet in geschil dat de reclamecampagne uiteindelijk gedurende drie maanden is stopgezet omdat de winkels in die periode vanwege de coronapandemie waren gesloten, en dat de facturatie gedurende die periode ook is stopgezet.
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] gehouden is de onder 2.4. genoemde facturen te betalen.
4.2.
Het uitgangspunt is dat partijen zijn overeengekomen dat de overeenkomst eindigt op 31 december 2022. Daarna bestaan in beginsel geen betalingsverplichtingen meer voor [gedaagde] , ook niet als [eiseres] de reclamecampagne ook na 31 december 2021 nog op de reclameborden heeft getoond. Dit is anders als partijen verlenging van de overeenkomst zijn overeengekomen. Beoordeeld dient daarom te worden of de tussen partijen gesloten overeenkomst is verlengd.
4.3.
[eiseres] voert aan dat is overeengekomen dat de overeenkomst zou worden verlengd met de termijn waarmee de reclamecampagne is stopgezet. Nu [gedaagde] dit gemotiveerd heeft betwist, ligt het op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de weg van [eiseres] , die zich op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten beroept, om haar vordering te onderbouwen en zo nodig te bewijzen. Dit heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gedaan.
4.4.
Als [eiseres] de overeenkomst had willen verlengen met de termijn waarmee de reclamecampagne in verband met het coronavirus is stopgezet, had het voor de hand gelegen dat zij dat schriftelijk aan [gedaagde] had bevestigd, zoals ook volgt uit artikel 3.3 van haar algemene voorwaarden. Gesteld noch gebleken is dat de verlenging van de overeenkomst schriftelijk is vastgelegd, zodat [eiseres] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om haar vordering te onderbouwen. [eiseres] heeft bovendien geen bewijsaanbod gedaan.
Het enkele feit dat [eiseres] de reclamecampagne nog drie maanden op de schermen heeft voortgezet, maakt niet dat [gedaagde] daarvoor moet betalen. [gedaagde] is daartoe alleen gehouden als kan worden vastgesteld dat [eiseres] dit in opdracht van [gedaagde] heeft gedaan. [eiseres] heeft daartoe echter, zoals hiervoor ook al overwogen, onvoldoende aangevoerd.
4.5.
Aangezien [eiseres] geen bewijs heeft aangeboden ter onderbouwing van de stelling dat de overeenkomst is verlengd door verschuiving van de einddatum, wordt niet toegekomen aan nadere bewijslevering op dit punt. De vordering van [eiseres] zal worden afgewezen. De nevenvorderingen delen in het lot van afwijzing.
proceskosten
4.6.
[eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure, welke kosten aan de zijde van [gedaagde] op € 50,00 worden begroot, nu hij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
54214