In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoeker, en twee verweersters. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dat door verweerster 1 is gegeven op 31 januari 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat slechts een gedeelte van de dringende reden voor het ontslag in rechte is komen vast te staan, waardoor het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer een ernstig verwijt kan worden gemaakt vanwege zijn rol in frauduleuze praktijken binnen het bedrijf. De procedure omvatte bewijslevering door verweerster 1, die verschillende bewijsstukken heeft overgelegd, waaronder e-mails en camerabeelden, waaruit blijkt dat de werknemer niet adequaat toezicht heeft gehouden op de werkzaamheden van zijn collega's. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werknemer verantwoordelijk was voor het ontstaan van een situatie waarin frauduleuze handelingen konden plaatsvinden. De verzoeker heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, welke is toegewezen, evenals de wettelijke rente. Andere verzoeken van de werknemer, zoals om een transitievergoeding en rectificatie, zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.